De Vlaamse gaai (Garrulus glandarius) is duif groot: 32 - 35 cm met een spanwijdte van 52 - 58 cm. De vleugeldekveren zijn op de bocht kenmerkend en opvallend blauw en zwart gestreept. Hij is mooi bruin roze, met witte vlekken op zwarte vleugels, een zwarte staart op een wit achterlijf, en zwarte strepen naast de snavel. De gevlekte kuif kan hij bij irritatie tot een wilde pruik rechtop zetten.
Hij is waakzaam en schuw, en heeft een luide schreeuw: een bosalarm voor alle dieren. Hij imiteert geluiden, ook andere vogels.
Hij leeft in cultuurland en bossen.
Tegen luizen neemt hij soms met gespreide vleugels een mierenbad op een mierenhoop. Het mierenzuur deert hem niet, maar doodt alle ongedierte. Soms wrijft hij met zijn snavel mieren tussen zijn veren. Nadat ze hun zuur hebben gespoten, eet hij ze op.
Hun nest maken ze met takken en aarde (klei) op 1,5 tot 6 m hoogte.
Ze broeden om beurt op 4-6 groengrijze tot bruingele eieren met bruine spikkels en haardunne lijntjes.
Deze alleseters hebben een dierlijk en plantaardig dieet van insecten en ongewervelden, eikels, nootjes, zaden en vruchten, kleine of jonge knaagdieren, vogels en eieren. Zijn sterke snavel hakt slakkenhuizen en noten stuk.
Met tot 100 eikels op een dag legt hij een wintervoorraad aan, zijn favoriete kost. Zo verspreidt en plant hij ook eiken.
Prooiresten:
Braakballen zijn 10-20 mm x 35 mm, ovaal, cilindervormig.
Eierschalen worden aan de zijkant opengehakt en leeggegeten.
Wat kan je doen voor je pluimvee:
Nestkast verplaatsen of aanpassen zodat eitjes niet van buitenaf te zien zijn.
Kleine kuikens afgeschermd houden in een ren.