De hermelijn (Mustela erminea) is iets groter dan onze kleinste marterachtige: de wezel. Hij heeft een langgerekt lijf met een kastanjebruine vacht, een geel witte buikzijde en een kenmerkende zwarte staartpunt. In de winter is ze helemaal wit, het staartpuntje blijft zwart.
Hermelijnenbont is zeer dicht ingeplant met ca. 20.000 haren op 1cm², en werd als zeer kostbaar beschouwd. Iedereen kent het als Koninklijke pelsmantel.
Een mannetje is gemiddeld 297 millimeter, de staartlengte 117 millimeter en het lichaamsgewicht 200 tot 445 gram. Hij is 50% groter dan het vrouwtje.
Deze carnivoor is met rustpauzes ’s nachts en overdag actief. De hermelijn is een felle jager en achtervolger, klimt, springt en zwemt goed. Hij onderbreekt zijn vaart in martergalop voortdurend om zich op zijn achterpoten op te richten en de omgeving af te speuren. Dit gedrag heet ‘kegelen’.
De hermelijn eet ongeveer 25% van zijn eigen lichaamsgewicht per dag, voornamelijk knaagdieren als woelmuizen, maar ook grotere prooien als vogels, eieren en haasachtigen.
Ze worden bejaagd door uilen en vossen.
Ze leven solitair in territoria van 20 ha. met veel dekking, zoals ook duingebieden vanwege de vele konijnen, die ze tot in hun pijpen achtervolgen.
In april - mei worden vijf tot twaalf jongen geboren.
Hermelijnen kunnen tien jaar worden, maar gemiddeld worden ze slechts anderhalf jaar oud.
Uitwerpselen zijn 3 tot 6 mm dik en 4 tot 8 mm lang, gevlochten, langgerekt en puntig. Vers zijn ze glimmend en zwart, later grijs en viltig.
Hij neemt door andere dieren (konijnen, mol) gegraven en natuurlijke holen met een minimale diameter van 5 cm in gebruik. Hermelijnen slepen hun prooien soms naar hun hol, en leggen ook een voedselreserve aan.
Dat een hermelijn zijn prooi leegzuigt is een fabeltje.
Aanvallen op huisdieren komen niet vaak voor.