De geschiedenisboekjes vermelden dat onze verre voorouders ervan konden leven.
Zo niet, zouden wij er nu niet zijn.
Door de eeuwen, en millennia, zijn de technieken, methoden en materialen om door jacht en visvangst in ons levensonderhoud te voorzien enorm verbeterd.
De Optimal Foraging Theory (OFT) is een model dat helpt voorspellen hoe een dier (mens) zich gedraagt bij het zoeken naar voedsel. Het zal altijd die strategie gebruiken die de meeste baten (energie) biedt voor de minste kosten (tijd en inspanning). Insecten eten en zelfs kannibalisme lijken dan vaak een goede keuze.
Om te vissen gebruiken zelfs hobbyvissers computers en sonar. En glasvezel versterkte carbon hengels. Of andersom. Eens binnen ons bereik, maken haaien of walvissen geen kans meer om aan harpoen of net te ontsnappen.
Met één kogel kunnen we een neushoorn vellen. Kooien, klemmen, hagel en nachtkijkers maken van de jacht een oneerlijke en voor het dier bij voorbaat verloren strijd. We hebben meer schiettuig dan wild.
Maar ooit ging het om de struggle for life. Met een vaak onzekere afloop.
Met eenvoudige en primitieve middelen.
Vallen en stroppen hebben het voordeel dat je minder energie (en tijd) moet verspillen om prooi te veroveren. Sommige ervan zijn alles behalve diervriendelijk. Maar als het een kwestie van overleven is…
Dierlijke biomassa komt verdeeld voor. Kleine zoogdieren als egels, eekhoorns, marters ed. zouden goed zijn voor ca 5 kilo/ha, grotere dieren als hert en everzwijn vind je met 3 kg/ha moeilijker (en vooral bij rivieren en meren). Hoe groter het gedode dier, hoe groter het prestige van de jager. Nog steeds. (Kijk maar naar geposte foto’s: karper, haai, ever,…)
En daarnaast zijn er slakken, reptielen, insecten, vogels…
(Ondergronds vind je veel meer biomassa en ‘vlees’ dan bovengronds. Zie <Weide> en <Insecten>).
Hoe noem je een boemerang die niet terugkomt ??? Een stok.
'Weet je, er zijn jachthonden die slimmer zijn dan hun baas!' 'Ja, zo heb ik er ook een.' (JW van Besouw)