Als een stroper een konijnenhol ontdekte, dan sloot hij de verschillende vluchtgangen met een netje af en stuurde daarna de fret het hol in. Die dreef de verschrikte konijnen naar de uitgangen waar ze in de netten of buidels verstrikten en door de stroper werden gegrepen. Toch had deze manier van stropen ook nadelen, want als de fret zelf een konijntje dood beet, dan bleef het dier zich urenlang te goed doen aan het bloed. Wat de kans op ontdekking door de boswachter vergroot.
Wanneer een fret een konijn te pakken krijgt, bijt hij het dood en zuigt het leeg. Daarna gaat de fret lekker slapen, zodat je het hele hol moet uitgraven om fret en konijn te pakken te krijgen. Daarom doe je de fret best een muilkorfje aan. En een belletje: helpt om hem terug te vinden.
Meestal wordt voor de jacht een vrouwtje gebruikt i.p.v. een mannetje.
Ook snelle honden werden door stropers gebruikt om konijnen te vangen. Omdat wij mensen zo traag zijn, richten we ook roofvogels af om voor ons te jagen.
