Heggen dienen om ongewenste bezoekers en rovers buiten te houden, vee binnen te houden en te beschermen. Onze zo goed als ondoordringbare hagen waren ook voor de Romeinen beruchte obstakels.
Het vlechten maakt gebruik van de natuurlijke reactie van de struik om altijd naar het licht en naar boven te groeien.
Circa 4 tot 8 jaar na aanplant van de struiken moet er worden gebogen of worden de struiken vlak boven de voet met een hakbijl, hiep of zaag ingezaagd en in 1 richting of om en om in afwisselde richting gelegd (het leggen). Doornige meidoorn, sleedoorn en braam, maar ook hazelaar werden hiervoor gebruikt. Een hiep of handslagmes is het wat sikkelvorming hakmes om rijshout te hakken en hagen te ‘leggen’. Op de plaats waar de stammetjes elkaar kruisten, werd de schors verwijderd, zodat ze met elkaar vergroeiden.
Een weidehaag diende, net als die rond een tuin, om vee buiten te houden. Goed weiland was voor winterhooi.De beschikbare hoeveelheid hooi (e.a. wintervoer) bepaalde hoeveel dieren konden overwinteren. De rest werd in het najaar geslacht. Herders brachten overdag de dieren naar woeste randen en gemeenschappelijke gronden om ze daar hun kostje te laten zoeken.
Soms wordt er onderscheid gemaakt tussen heg en haag. Eén van beiden wordt dan jaarlijks geknipt en bloeit dus nooit. Maar bronnen spreken elkaar hierin tegen. Een heg is altijd geplant, vaak met beuk, meidoorn, veldesdoorn of haagbeuk .Een haag is hoger en breder, met meidoorn, sleedoorn, roos of wilg. Beiden zijn een synoniem voor op een rij naast elkaar voorkomende struiken en bomen, en hebben dezelfde woordstam gemeen.
Onze inheemse esdoorn is de Spaanse aak of Veldesdoorn (Acer campestre) , een pionier die ook interessant is voor bijen hagen en hakhout. Hij wordt gesnoeid in het late najaar, in het voorjaar ‘bloedt’ hij te veel. De schors valt niet af, waardoor takken traditioneel voor zitstokken (met een goede grip) voor hoenderhokken werden gebruikt.
Meidoorn(haag) werd onterecht verondersteld een verspreider van bacterievuur te zijn. Het is gewoon een slachtoffer, net als sommige mispels ed. Er is ondertussen ook al een resistente Crataegus succulenta ‘Jubilé’ (ontwikkeld in nl, Wageningen).
In Diepenbeek is er een perceel dat gedeeltelijk afgemaakt is door gemakkelijk groeiende wilgenstokken (2m hoog) op 10 cm van elkaar in de grond te steken. Na verloop van tijd krijg je een prima dichte omheining (maar moeilijk te knotten).
Houtwallen geven beschutting en warmte, en bescherming tegen verdroging en erosie. Vlakbij is de gewasopbrengst minder, maar vanaf 20 meter juist meer. Optimaal lijkt een tussenruimte van 250 meter, wat (in vierkant) neerkomt op percelen van 6 ha. Meteen ook een richtlijn voor de maximaal aaneengesloten oppervlakte voor een monocultuur. Bij 8-jarige vruchtwisseling op percelen van 5 ha heb je 40 ha akker nodig (voor één arbeidskracht). Groenteteelt kan de opbrengst van akkers interessanter (maar soms ook arbeidsintensiever) maken.
Er zijn winterharde bamboesoorten die 2-3 meter lange stengels leveren die geschikt zijn als rijshout, bonenstaak, steunstok voor tomatenplanten, erwten, augurk ed. Snijd ze boven een knoop af, zodat er geen water in de resterende stomp blijft staan. (Phyllostachys aureosuldata var. Aureocaulis, P. nigra, P violascens, P. viridiglaucescens, P. vivax, Pleioblastus simonii, Pseudosasa japonica, Semiarundinaria fastuosa, Yushania anceps en Y. maculata).
Maar eigenlijk doet een inheemse hazelaar het daarvoor ook prima. En zorgt daarbij nog voor nootjes. (En is beter onder controle te houden dan sommige woekerende bamboesoorten.)