Groenbemesting is een (tussen)teelt die meststoffen opvangt, onkruid onderdrukt en uitspoeling verhindert en die wordt ondergeploegd om organisch materiaal (humus) in de grond te brengen.
greenmanureVeel gebruikte groenbemesters zijn vlinderbloemigen zoals lupine, voederwikke of klaversoorten die met hulp van symbiontische bacteriën (Rhizobium) stikstof uit de lucht binden en zo na onderwerking het stikstofgehalte van de grond verhogen.
Groenbemesting wordt niet geoogst, maar ingewerkt. Het nut hiervan:
Meer diversiteit, ze houden het humusgehalte op peil, voeden het bodemleven, verbeteren de bodemstructuur door de beworteling, voorkomen uitspoeling en leggen als vanggewas mineralen en stikstof vast, onderdrukken onkruid, houden de bodem bedekt.

Ook grassen, rogge, gele mosterd e.a. worden gebruikt als groenbemester.

Een dekvrucht is het gewas dat samen met een ander gewas gezaaid wordt en sneller groeit. De dekvrucht beschermt het gewas tegen bv droogte en onkruid.
Dit andere gewas kan een bodembedekker of een groenbemester zijn. Onder graan wordt bijvoorbeeld als ondervrucht klaver (of raaigras, erwt) gezaaid. Kies gewassen die niet te hoog in de dekvrucht groeien om problemen bij het oogsten te vermijden. Sommige ondervruchten lokken nuttige insecten.
 
Een stoppelgewas wordt laat in het jaar, soms samen met de hoofdvrucht (dekvrucht) gezaaid en komt na het oogsten tussen de stoppels tot ontwikkeling.
Soms wordt het na de oogst van de hoofdvrucht (bv rogge) tussen de stoppels gezaaid (bv spurrie).
Het dient als veevoeder en/of groenbemester.

De stoppelknol (Brassica rapa var. rapa) wordt hiervoor veel gebruikt. Deze stoppelrapen, herfstrapen of knolgroen zijn knolrapen, die vroeger vaak in augustus na de graanoogst gezaaid en van oktober tot in december vers aan het vee gevoerd werden. Nu worden stoppelknollen, die geen knol vormen, nog ingezaaid als groenbemester.


Een vanggewas (catch crop) is een snel groeiend gewas dat geteeld wordt samen met, of tussen (in tijd of ruimte) de productie van een hoofdgewas. Het kan dus gaan om een tussenteelt tussen opeenvolgende rijen, oogsten of seizoenen (bv tussen of na maïs). Vanggewassen maken efficiënt gebruik van de beschikbare ruimte.
Radijs is hiervoor vaak geschikt, omdat het van kieming tot oogst slechts 25 à 30 dagen nodig heeft.

Vanggewassen worden ook gebruikt om het uitspoelen van mineralen (koolstof en grond) (vooral in najaar en winter) te voorkomen en vast of in de grond te houden. En eigenlijk vooral om stikstof te ‘vangen’.

Ook langs bermen en waterlopen wordt een (verplicht) teeltvrije strook vaak met een vanggewas ingezaaid om bij het sproeien drift en emissie naar het oppervlaktewater op te vangen te beperken.
Gras, groenbemesters, graan ed. worden als vanggewas gebruikt.


De boeren klagen altijd.
Ofwel is het te nat,
ofwel is het te droog,
 ofwel is de prijs van de aardappelen en de tarwe te laag,
ofwel is de leveringstijd van de Mercedessen te lang.