Pompen kunnen ook volledig in hout gemaakt worden. Vooral in het noorden van Nederland hadden vele boerderijen er eentje op het erf. Hiervoor werd eik, olm, lork of grenen gebruikt. Er werden voldoende dikke, en hele rechte stammen geselecteerd van de lengte die nodig was om tot bij het grondwater in de put te kunnen.
houten pomp2De centrale hoofdwortel van de stam werd soms zorgvuldig mee geoogst. Die werd dan het onderste pompdeel dat in het grondwater kwam te staan.
De stammen werden minstens 3 maanden gewaterd, en ontdaan van schors en spek (cambium: het laatst aangegroeide hout, de buitenste jaarring).
Soms werd de stam eerst vierkant gezaagd of gedisseld, om makkelijker te werken.

De stam werd stevig vastgemaakt op twee bokken (schragen), op een comfortabele werkhoogte (ca. 80 cm).
Met een smettouw werd in het midden een smetlijn gemaakt om de boor recht te kunnen richten.
Met een voorganger (korte boor) werd een gat van ca. 10 cm gemaakt. Dan werd de lange pompboor in het verlengde van de smetlijn ook op een vast steunpunt gelegd, waardoor alvast de horizontale richting goed bleef. Vaak bestond de boor met een diameter van 3 à 5 cm uit koppelbare verlengstukken.
Twee mannen bedienden de boor (avegaar), de derde hield de richting voortdurend in het oog. Afhankelijk van materiaal, spierkracht, houtsoort, lengte en ervaring was hier makkelijk 5 uur werk aan.
Daarna werd het boorgat verder geruimd met bredere boren of lepelboren, tot 6 cm diameter.
Het bovenste deel, het pomphuis, werd over een lengte van 130 cm geruimd tot 8,5 à 12 cm. De overgang tussen het smalle en het brede deel is conisch.
De onderzijde werd dicht gemaakt. Op 30 (tot 50) cm hoogte kwam er een gat aan de voorkant, zodat zand en bezinksel niet in de pomp terecht kwamen.

In de conische overgang komt een olmenhouten klep, afgedicht met leder of vlas met (kaars- of schapen) was, en aan 1 kant met een strookje leer vastgemaakt. Daarboven komt een gelijkaardige pompemmer die aan de pomptrekker (lange houten stok) hangt en via een hefboom (zwengel) aan de buitenkant bediend wordt.
Het geheel kon tot 200 kg wegen.

Vooral het maken van de boren is een enorme kundigheid die waarschijnlijk weinig (of geen) hedendaagse smeden nog beheersen.


Het lijkt me dat je een waterpomp ook als een blaasbalg met kleppen moet kunnen maken. Maar dat heb ik nog nergens gezien.

Om oppervlaktewater naar een hoger niveau te brengen werden ook de vijzel, molens en het waterwiel gebruikt. Op de schoepen van het wiel worden kruiken schuin gemonteerd. Onder water lopen ze vol. En door de schuine montage gieten ze voorbij het hoogste punt hun inhoud meters hoger weer leeg. Deze noria’s werden (met aquaducten) voor irrigatie (waterhuishouding in de landbouw) gebruikt.