Voor er boormachines en pneumatische hamers waren werden er ook al gaatjes en gaten gemaakt in hout en steen. Hoe?
In hout kan je een gaatje prikken met een priem: een stevige naald met een stevig handvat. Als het gat groter moet zijn kan je het ook in hout branden, door de priem in een vuur gloeiend te maken. Meermaals.
Er bestaan ook handboortjes waarvan de punt steeds breder wordende schroefdraad heeft. De laatste omwenteling is zeer langgerekt, heeft een scherpe snijkant aan de buitenzijde en bestaat in verschillende breedtes. De bovenkant heeft een T-vorm, waarmee je de boor krachtig in het hout kan draaien. Je vindt ze soms nog wel eens in speelgoed gereedschapskistjes. Maar het werkt. Deze wrikboor wordt ook fret genoemd (ontleend aan Latijn forāre, Oudfrans foret: boorijzer, nog herkenbaar in ‘perforeren’).
Traditionele types zijn 1 speedboor, 2 slangboor, 3 spiraalboor, 4 grondboor = vijzelprincipe = avegaar, 5 handboorhouder, 6 lepelboor voor klompen), 7 fret.
Een gutsboor is een in de lengte gehalveerde buis die vooral gebruikt wordt om (grond)stalen te nemen, een soort verlengde lepelboor.
Efficiënter is een boorhouder met een grotere hefboomwerking.
Je kan een stang plooien met 5 rechte stukken van ca. 15 cm lang en 4 (afgeronde) rechte hoeken: deel 1 wijst op een wijzerplaat van 12 naar 6. Deel 2 naar 9u, deel 3 naar 6, deel 4 naar 3 en deel 5 verder naar 6u. Bovenop komt een drukblok (met zo weinig mogelijk wrijving, best ook wat smeren dus). Rond deel 3 komt een losse koker (vóór je 4 en 5 omplooit!), dat draait makkelijker. En onderaan een bevestigingskop om (hout)boren in in de handboor vast te zetten.
Verschillende types houtboren kan je in de handel vinden:
Een spiraalboor met een scherpe centrale punt en scherpe zijkanten
Een centrale, scherpe punt met 2 frezende zijvleugels, al dan niet met scherpe, verlengde punten
Idem, maar de centrale punt is een schroefvorm.
Een avegaar of slangeboor heeft onderaan een schroef om de boor te centreren en dieper te trekken, dan een snijkop om materiaal weg te krassen en daarboven een stang met slangspiraal voor materiaalafvoer volgens het principe van de schroef van Archimedes.
Het was handgereedschap van de (scheeps)timmerman voor het boren van gaten door balken.
Tegenwoordig wordt een groot model avegaar gebruikt voor het boren van paalgaten in grond. De aangedreven avegaar "schroeft" zichzelf de bodem in, en de grond er uit.
Om in steen te werken zijn er stalen handvatten waarin boren van diverse diameters kunnen gezet worden. Een zijde van het handvat is dus hol. Op het einde van die holte is er ook dwars in de steel een gat: daar kan je een scherpe, schuine pen in kloppen om een vastzittende boor na gebruik weer terug uit de houder te kloppen.
De boren zijn ronde, puntige ijzers met evenwichtig in de lengterichting over de zijkant verdeeld 3 lange groeven om gruis te verzamelen. Je hamert de boor in beton of steen, en draait er telkens wat mee. Pure hand- en mankracht dus. Het geplette steengruis kan door de groeven losgedraaid en afgevoerd worden.
Een ander type steenboor of -beitel voor grotere gaten bestaat uit een holle buis, minstens voor het voorste deel, (ca. 6 cm) het achtereind kan vol zijn. De voorkant is volledig gekarteld, als een zaagblad of een klokzaag. Na 15 mm is er in de lengterichting een gleuf waarlangs je vastgehamerd gruis kan verwijderen. Het werkt, maar minder snel dan Powertools.
Als plug gebruikten we stukjes hout die met een mes min of meer op maat gesneden en dan in het gat geramd werden. Als kunststofpluggen loszitten of meedraaien sla ik er nog altijd houten spiesjes bij. Je kan er alles muurvast mee fixeren, zelfs in een uitgebrokkeld gat.
Een appelboor om het klokhuis uit een appel te steken werd vroeger gemaakt van een schapenbot (poot). Je zaagt een verdikking weg, en het bot gedeeltelijk in de lengte door. Kanten afronden en slijpen. Klaar. Ze zouden in Engeland van ca. 1600-1900 ook door tandeloze mensen gebruikt zijn op toch nog appels te kunnen eten.
'Waarom heb je nu twéé gaten in die muur geboord?' 'Het eerste gat was te klein.'