Ik vermoed dat een eg tegenwoordig vooral gekend is als rustieke versiering tegen gevels van restaurants: een driehoekig kader met dwarslatten, en daarop, als kegels in een spel opgesteld, houten pennen. Een eg wordt over het geploegde land getrokken om kluiten te breken, grond te verkruimelen en vlak(ker) te maken. Eigenlijk een grote hark dus, om de grond fijn en gelijk te maken, zodat de onderlaag en de plantenwortels niet uitdrogen.
Veel handeggen zijn rechthoekig van vorm. Een driehoek kan waarschijnlijk achter een paard makkelijker gestuurd worden, en houdt beter een rechte richting.
Om een goed resultaat te krijgen zal het nodig zijn de eg te verzwaren door er palen, stenen of beton op vast te binden.
Je krijgt een prima eg als je een stuk betonmat gebruikt. Ze hebben mazen in diverse afmetingen. Eventueel kan je bij enkele even rijen de even draden doorknippen en als tanden naar onder plooien. En op oneven rijen de oneven draden. Maar nodig is dat niet. Gewoon een betonnen paal er op sjorren, en het werkt.
Tuinpanelen of -schermen van gevlochten twijgen zijn meestal van hazelaar. Zware matten van wilg -waarbij je op het einde de natte tak veel torsie geeft om hem 180° terug te buigen- werden als sleepmat of horde gebruikt voor het fijnere eggen. De menner stond op de sleep (mat) om het trekpaard te sturen.
Voor tractoren bestaan er ook eggen met geveerde tanden en verkruimelrollen. Maar voor man- of paardenkracht wordt dat al wat zwaar.
Je kan een kluitenbreker ook gebruiken om evenwijdige zaaivoren te trekken. En ook om ze na het zaaien weer dicht te eggen. Of om te wieden, vb. tussen maïs. (Uiteraard met een smalle eg die tussen de rijen blijft.)
Door breedwerpig gezaaid graan te eggen zal het meer in rijen liggen en voordeliger groeien.
Een sleep voor het fijnere werk bestond uit een paneel van gevlochten takken. Een rijssleep bestond uit een paal waaraan bundels rijshout werden bevestigd. Ze werden ook gebruikt om braakland te wieden, drek in de wei te spreiden en zaden te bedekken.
Na het breedwerpig zaaien kan best nog geëgd en gewalst worden.
Het transport van alaam naar het veld gebeurde meestal op een slede achter het paard, niet op een (hogere) wagen.