Weven is het maken van lappen textiel door horizontale en verticale groepen draden te vervlechten.
Lange afhangende draden waarvan het grootste deel nog opgerold is worden naast elkaar vastgemaakt en evenwijdig gespannen. Dit is de schering (of ketting). Zij bepaalt de breedte van de lap. Soms worden de scheringdraden (of kettingdraden) ingelijmd om ze te versterken.
Door een kantelende balk met groefjes waarin alle even draden passen, en diepe groeven waardoor de oneven draden niet meebewegen worden de even draden naar voor gedrukt. In de opening tussen even en oneven draden wordt een spoel met garen gegooid om een draad (inslag) te weven. Die wordt met een kam aangedrukt. Daarna kantelen de oneven draden naar voor, en wordt de schietspoel weer terug gegooid. Zo wordt draad per draad de lap verder opgebouwd. Het lijkt een heel gepruts. Maar met een goed weefgetouw en wat ervaring wordt dat schering en inslag…
De Engelse wever John Kay vond in 1733 de schietspoel (flying shuttle) uit: een puntig houten schuit met daarin een klosje inslaggaren. Die werd met een zweepmechanisme door de draden geschoten, en werkte veel sneller dan de werpspoel.
Door met schachten of kammen in een bepaald patroon de kettingdraden op te tillen of te laten vallen, ontstaan weefseltekeningen.
De schietspoel is een schuitvormig blokje met daarin een spoel met draad, die tijdens het heen en weer bewegen wordt afgewikkeld.
De pool van een stof zijn de opstaande lussen, haren of draadjes ervan. Ze zijn gekend van (smyrna)tapijt en "Turkse" handdoeken. Maar ook fluweel of trijp, pluche en corduroy (ribstof) hebben dit. Het wordt gebruikt voor kleding, stoffering en decoratie.
Om de lussen te maken bij het weven wordt er een stang door de draad geschoven. Op het einde van de stang kan er een mes geplaatst worden om bij het terugtrekken de lussen door te snijden.
Pluche (Lat. pilus = haar, denk aan pluusje): wolfluweel. Deze fluweelachtige stof met lange pool was oorspronkelijk van wol, nu ook van katoen, kunstzijde e.a.
Trijp heeft een stevige basis van linnen of katoen, de pool bestaat uit mohair, (angora)wol.
Fluweel heeft een katoenen ketting en inslag, de vrij hoge pooldraden uit zijde, wol, katoen, mohair, linnen, rameh en zelfs jute. Het bestaat met gesloten (getrokken, frisé) en met opengesneden lussen (coupé).
Velours is de Franse vertaling van fluweel.
Velvet is er het Engelse woord voor (meestal ‘gesneden’).
Bij echt of kettingfluweel ontstaat de pool door opensnijden van de poolkettingdraden. Bij inslagfluweel door het opensnijden van de poolinslagdraden.
Wandtapijten: werden gemaakt ter vervanging van behangpapier,
dat toen nog niet bestond.
(Gaston Durnez)