Bij het brakelen zal de vlasser de houten pijp in stukjes te breken. Eerst gebruikte men hiervoor de handbraak, een soort klem. Tijdens het braken werden de houtdelen van de plant meerdere keren tussen openstaande balken van de braak gebroken. (Het leek op een papiersnijder met meerdere botte armen.)
Ook legde men vlas op de vloer en een molensteen door een paard voortbewogen, verpletterde door zijn gewicht de houtige stengels.
Einde van de 19de eeuw kwam de rolbraak met op elkaar bewegende houten of gietijzeren cilinders waartussen de vlasstengels geschoven werden.
Om de vezels te scheiden van het stro gaan we het gerote vlas braken en zwingelen (hout uit de vezel verwijderen). Hierdoor komt de lange vezel vrij.
Nu worden de stukjes houten pijp (lemen) van de bundel vezels verwijderd zonder de vlasvezels te schaden. De vlassers maakten gebruik van een eenvoudige zwingelspaan (stok om te slaan) en een zwingelbord om de lemen(houtrestjes) uit de vezel te slaan. Later werd hiervoor een soort wanmolen gebruikt. Dit werk veroorzaakte een ziekte als stoflong.
De scheven (stukjes kern of houtpijp) worden (als toevoeging) gebruikt in meubelplaten, bouwplaten en isolatiemateriaal, brandstof en papierindustrie.
De vrijkomende korte vlasvezel wordt vermalen tot grondstof voor de papierfabricage (ook bankpapier en sigarettenpapier).