Voor het spinnen wordt de wol gekaard. De vezels worden ontward met een kam met stalen punten, of kaardenplankjes. Vroeger werden hiervoor de vruchten van een plant, de kaardenbol gebruikt. Zo maak je een dekentje of een lont van de wol en liggen de vezels allemaal in dezelfde richting, en verdwijnen ook de laatste resten vuil. Het kan ook met een (handbediende of elektrische) kaardemolen met een snel ronddraaiende cilinder met stalen punten of zelfs een naaldenbed.
De kaardenbollen werden zelfs in fabrieken nog een tijd op stangen geregen en machinaal gebruikt om geweven stoffen te vollen.
Na het kaarden kan er eventueel direct gesponnen worden. Voor een fijner resultaat moet eerst nog gekamd worden.
Welk dier bestaat voor drie kwart uit wol? ... Een wolf