Vervilten van wol kan per ongeluk gebeuren, bijvoorbeeld bij te heet wassen.
ViltwerkHet vervilten van wol heet ook vollen. Vroeger gebeurde dit in volmolens. Voor vilt kan wol van mindere kwaliteit gebruikt worden. Na het kaarden wordt de wol kruiselings in 2 (of meer) laagjes op elkaar neergelegd. Dan wordt de wol ingewreven met warm water en zeep. Wol kan veel water opnemen en wordt hierdoor elastisch en rekt uit. Als je de wol dan snel afkoelt en beweegt, blijven de schubben aan het vezeloppervlak in elkaar steken. Als ergens een zwakke plek is moet je die meteen aanvullen om een gelijkmatige dikte te krijgen.

Door voortdurend te kneden grijpen de weerhaakjes van de wolvezels in elkaar en wordt het water uit de wol geperst waardoor er vilt ontstaat. Duw en kneed langs twee kanten. Het vilt moet tenslotte plat geperst worden, en in model. Houd rekening met een krimp van 30 to 50%.

Je kan ook zeep van planten gebruiken. Ook klimop bevat saponine. Hiervan worden de bladeren verzameld en ongeveer 10 minuten in weinig water gekookt. Waarschuwing: saponinen zijn ook giftig dus wees voorzichtigheid!

Je kan ook hazenhaar en pels gebruiken voor vilt.

viltkleding

Voor een stoplicht..
Zegt de een: "Het is groen".
Zegt de ander: "Een kikker."

Van hetzelfde laken …

Tegenwoordig kennen we een laken & als een grotendeels katoenen lap die we gebruiken om een tafel of bed af te dekken en deken of tafel te beschermen tegen stof en vuil. Maar vroeger was laken een waardevol wollen product. Het was al bekend bij de Kelten, die het ook populair en gegeerd maakten bij de Romeinen. Al in de 3de eeuw, maar vooral in de 11de-13de eeuw was de lakennijverheid van Vlaanderen (Ieper e.a.) en Nederland (Leiden e.a.) beroemd in de toenmalige wereld. Zowat alle gekende steden hadden hun eigen kenmerken, en vooral zeer strenge kwaliteitscontroles bij iedere fase van de productie. De keuring werd via loden zegels aan het laken gehecht. Fouten werden zeer zwaar bestraft (weven, kleuren, rekken, dikte enz.)

De lakenproductie bracht welvaart en rijkdom. Er werden grote en mooie lakenhallen gebouwd om de stoffen op te slaan en te verhandelen. Door de textielnijverheid werd Leiden in de 15e eeuw de grootste stad van Holland en in de 17e eeuw het belangrijkste textielcentrum van de wereld.

De weefstructuur (schering en inslag) was na bewerking niet meer te zien. Door de verdichting en krimp werd het een dichte lap. De stof is warmer dan geweven textiel, sterker dan vilt en waterafstotend. De stugge versie van laken werd gebruikt voor jassen. De dunne soepele uitvoering werd gebruikt voor jurken en pakken. Die waren voor de gegoede burgerij en de adel (betaalbaar). Het gewone volk droeg katoen of linnen.

Voor laken werd de fijnste wol -hoofdzakelijk uit Engeland- ingevoerd. Het productieproces kon uit tot 30 (sommige herhaalde) stappen bestaan. Ieder onderdeel werd door een specialist uitgevoerd: wassen, kaarden (kammen), spinnen, weven, verven (de draad, of de lap), beitsen, vollen, spoelen, oprekken, ruwen (borstelen) en voor de dure versies ook nog 1 of 2-zijdig scheren. Eigenlijk met een grote schaar na het ruwen met een kaardenbol knippen, om pluizen en noppen weg te krijgen. De beste kwaliteit heette scheerlaken of scharlaken. De toegepaste rode kleuring was enkel beschikbaar voor de elites van kerk en adel.

Volder was een vies beroep waar een geurtje aan hing. Hij moest de lakenstof o.m. met klei, boter, urine en modder kneden, of vaker: trappelen of hameren.

Standaardmaten waren 5 el breed bij 50 el lang (3,5 op 35 m), dat was ongeveer 40 kg wol in een laken. Dit was breder dan nodig omdat er rekening werd gehouden met krimp en verdichting.