Om weiland te omheinen voor je dieren heb je heel wat palen nodig. De afstand tussen palen is meestal 2,5 tot 3 meter (veel meer voor stroomshock draad).

Kastanjehout is onze meest duurzame, inheemse houtsoort, waarschijnlijk omdat er veel looistof (7 tot 10% op het drooggewicht) in het (kern)hout zit. Daardoor is het minder aantrekkelijk voor bacteriën, schimmels en insecten.
Het hout van de tamme kastanje (Castanea sativa) is zeer taai, elastisch en duurzaam. Het behoort zonder behandeling tot de Duurzaamheidsklasse II. Hout van de wilde- of paardenkastanje (Aesculus hippocastanum) is licht en niet duurzaam. Het lijkt op wilg of populier.

valseacaciaDe duurzaamheidsklasse van houtsoorten is een aanduiding voor de resistentie van het kernhout tegen verwering en bederf in ongunstige omstandigheden. Dit wordt bepaald door te meten hoe lang het duurt voor onbehandeld hout in contact met de grond aangetast wordt.
Er zijn vijf duurzaamheidsklassen.

Klasse 1 betekent dat het kernhout nog goed is na meer dan 25 jaar in contact met de grond,
bij klasse 2 is dat 15-25 jaar,
voor klasse 3 nog 10-15 jaar,
in klasse 4 maar 5-10 jaar en
in klasse 5 minder dan 5 jaar.

Voorbeelden:
Duurzaamheidsklasse     Houtsoort(en) (harder is meestal ook duurzamer)
1     pokhout  (Guaiacum officinale & -sanctum)
2     taxus, kastanje
3     notenhout
4     appel, vuren
5     essen, esdoorn, linden, populieren, wilgen

Het meest duurzame hout dat hier in bruikbare afmeting groeit is robinia (Robinia pseudoacacia), klasse 1-2.

Amerikaans rood eiken (Quercus rubra ea) is weinig duurzaam (natuurlijke duurzaamheidsklasse IV), Amerikaans wit eiken  (Quercus alba) en Europese eik zitten in klassen 2-3.


Verduurzamen
De normale levensduur varieert dus over meerdere jaren. Palen rotten altijd bij de overgang tussen grond en lucht. Dit is het voor bacteriën, schimmels en insecten meest geschikte milieu met een enigszins stabiele vochtigheid.
Je kan de paal verduurzamen door deze zone te verhitten (op 200⁰C) en te verkolen, zoals dat vroeger ook voor scheepswanden werd gedaan. Door het verkolen wordt lignine omgezet in voor schimmels onverteerbare stoffen. Probeer dit laagje niet te beschadigen bij het plaatsen.
Het maakt het hout duurzamer, harder, minder gevoelig voor vocht opname- en afgifte (werken).

Ontschors de stammetjes met een spade, een hakmes of een trekmes: een dik, licht gebogen mes met aan de twee uiteinden een handvat. Daardoor komen er minder spelbedervers tussen schors en hout, en houdt het hout langer.
Als je ze niet onmiddellijk gebruikt, bewaar de palen dan op een droge plek. Als ze op een vochtige ondergrond staan of liggen zullen ze rotten.

Je kan de maaiveldzone van de paal ook in beton gieten: plaats er een stuk afvoerbuis rond, tot boven het maaiveld, giet dat vol, en werken het schuin af zodat regenwater van de paal weg vloeit.

De bovenkant kan je tegen regen afdekken met een dekseltje, potje, flesbodem, blik, schuin plankje of houtschalie. Ook dat verlengt de levensduur.

Palen punten: zoveel te scherper je de punt aan een paal maakt, zoveel te gemakkelijker je de paal in de grond kan slaan. Het maakt echt enorm veel verschil. Denk vb. aan een spijker in hout, of een naald door je huid! De makkelijkste manier: plaats de onderkant van de paal schuin op een hakblok. Dan kan je recht slaan. Eerst een helft, dan de ander, en vervolgens de tussenstaande delen. Van vierkant naar achthoek. Eventueel met trekmes of rasp fijner, gladder en scherper afwerken.

Zet de palen 60, liever 70 cm diep, best tot in vaste bodem. De vuistregel is 1/3de in, en 2/3de boven de grond. Ook afhankelijk van de grondsoort (zand of klei).

De lengte is afhankelijk van de hoogte van de draad, of van de dieren die je wilt binnen houden en dieren die je wilt buiten houden.

 

Het werkt een stuk makkelijker en sneller als je gaten maakt met een grondboor van ongeveer de doormeter van de paal. Echt een kleine investering waard als je tientallen (of honderden) palen moet zetten.
Als je een punt aan de paal kapt kan je hem verder inheien tot de gewenste diepte. Leg wel een plankje boven op de paal anders sla je het hout helemaal stuk, of schuif er (tijdelijk of blijvend) een blik over. Een handhei(blok) ( of paalstamper, -rammer of -heier) is een buis die je over een paal kan schuiven, bovenaan afgesloten met een hamer(gewicht) en met opzij 2 oren (handvaten). Er is ook een versie met 4 oren voor dubbele mankracht.

(Vroeger bij de binnenvaart: een zwaar acaciablok met 4 handgrepen voor 2 personen.)


grondboorPlaats eerst de hoekpalen op de juiste positie. Gebruik hiervoor als je ze hebt dikkere en langer palen, die je dieper kan zetten. Geef ze extra steun door er, in de draadrichting aan iedere kant op ca. 2/3de hoogte een steunpaal of schoorpaal in een hoek van 45⁰ tegen te zetten. Waar die (verkoold) in de grond steekt sla je een korte borgpaal (loodrecht op de schuine) om de steunpaal goed op zijn plaats te houden. Nagel of schroef de schuine verbinding aan de hoek- en de borgpaal vast, of maak een uitsparing in de hoekpaal waar de schoor in past.

Span een touw tussen de hoekpalen om uit te zetten waar de volgende palen in rechte lijn moeten komen.
Gebruik een hefboom, kabelspanners, een lier, een tractor of een paard om de draad te spannen. Daarom moeten de hoekpalen zo zwaar zijn en goed vast zitten. Met 2 gaat het makkelijker. De ene spant, de ander nagelt met krammen de draad tegen de palen.

Doe dit bij voorkeur op een hete zomerdag. In de winter is de draad koud. Als hij in de zomer uitzet door de warmte zal hij slapper gaan hangen.

Prikkeldraad is vaak de goedkoopste omheining. Voor schapen mogen de draden niet te ver van elkaar staan. De onderste mag niet hoger dan 10 tot 15 cm van de grond komen, anders proberen ze er onder door te wroeten. Je hebt minstens 5, liever 6 of 7 draden nodig. Hoger mogen ze ook verder van elkaar staan.
Een grofmazig net van gegalvaniseerd staal is beter en diervriendelijker.

Schrikdraad (stroomdraad, elektrische omheining) kost wel wat: draad, shockinstallatie, behuizing, batterij (en regelmatig laden) maar is zeer handig om percelen tijdelijk voor begrazing af te bakenen. Vooral als ze niet je eigendom zijn en je er dus geen vaste kosten voor wil maken. Als paarden of koeien het systeem eenmaal kennen blijven ze uiteraard uit de buurt, en kan je ze met 1 (of 2) draden (of linten) insluiten.

Voor schapen bestaan er gelijkaardige netten. Ze lopen door afzonderlijke draden heen. Door hun isolerende wol voelen ze geen shock. Wel met hun niet bewolde kop. Vandaar de mazen.

Ik heb het ook ooit met melkgeiten geprobeerd: niet te doen. In plaats van bij het voelen van een shock te schrikken en achteruit, van de draad weg te gaan, renden ze telkens in het draadnet. Ze raakten dus voortdurend vast, en kregen dan shock na shock. Ik heb meermaals de installatie uitgezet, de dieren ontward, draad opnieuw opgesteld, nieuwe poging. Vanuit het idee: nu zullen ze het zeker wel doorhebben en van die draad wegblijven. Noppes. Ik heb het opgegeven. Dan maar tuieren.

Houd de draden zoveel mogelijk vrij van begroeiing, die als aarding kan werken.
Als je in de buurt van het stroomapparaat staat hoor je meestal wel of het aan staat, het tikt bij iedere stroomstoot. Als je er aan voelt, merk je het natuurlijk ook. Maar dit is, zoals de bedoeling is, niet zo aangenaam. Je kan het onrechtstreeks testen en voelen. Neem een lange (liefst droge) grasspriet en leg die op de draad. Je voelt niets door de vrij hoge weerstand van de spriet. Verschuif de spriet, zodat je hand dichter bij de draad komt, totdat je zachte schokjes gaat voelen.
Als je er toch met de hand aan voelt, doe het dan met de buiten/bovenkant van je vingers. Als die zich dan in een reflex sluiten is dat van de draad weg, i.p.v. eromheen.

Een dicht begroeide rand van braamstruiken is voor sommige dieren ook een voldoende barrière.
Maar braambessen houden een schaap met een dikke vacht niet tegen, ze wurmen zich er zonder last door. Maar jij hebt achteraf wel veel extra werk bij het scheren, om alle doornige takjes uit de wol te plukken.

gevlochtentakken2Als je over voldoende hakhout kan beschikken (vb. kap van sommige spoor- en wegbermen)  kan je palen dichter bij elkaar zetten en er een vlechtwerk met minstens duimdikke, (lange hazelaar)takken tussen maken, vergelijkbaar met de twist van prikkeldraad. Gebruik liever teveel dan te weinig takken. De levensduur is beperkt.

takkenwalVan kleiner hout (rijshout, en mutsaardhout) kan je ook een takkenwal of houtril (soms ook takkenril) maken: sla een dubbele rij palen in de grond met minstens 30 cm tussenruimte. Vul die tussenruimte met takken en snoeihout. Ook als tuinscherm is dit handig (tegen zicht en wind), en decoratief. Je kan met een snoeischaar alle uitstekende twijgen wegknippen, dan oogt het mooi. Het wordt een schuilplaats voor vogels, muizen, egels.

Als je een wei mag gebruiken (of pachten, of huren) om af te grazen, en de omheining is niet goed, of de openingen in heggen zijn te groot, dan kan je de schapen een houten sjaal aandoen. Je maakt drie takken of latjes van ca 50cm rond de hals van de schapen in driehoekvorm aan elkaar vast. Dicht tegen de hals, zodat ze hun kop er niet uit kunnen krijgen, maar niet zo vast dat het zou knellen. Hier kunnen ze wel mee lopen, eten en liggen, maar de kennef zal hen beletten om door openingen te geraken die wel net groot genoeg zouden zijn. In de praktijk weet je wel welke schapen zo snugger zijn om het te proberen, maar de anderen volgen meestal wel. Dus het kan volstaan om de belhamels een halsdriehoek te geven.

KennefOok voor varkens en zelfs ganzen (vaak op gemeenschappelijke dorpsweiden of kouters) gebruikte men een halsbeugel (kennef, schild).
Dieronvriendelijk? Ja, wel een beetje. Maar een praktische en betaalbare oplossing. Een slotenspringer is een koe die geleerd heeft over een slootje te springen (om bij groener gras te kunnen). 

Om dat te verhinderen werd een ca. 60 cm lange knuppel bij het midden onder de hals van de koe gehangen. Daarmee kan ze wel stappen, maar niet rennen of springen, dan slaat de knuppel tegen haar knieën.

 


hekkenEeuwenlang heeft men overal het voorhanden zijnde streekeigen materiaal benut om akker(tje)s of weiland te omheinen. Ook door bijvoorbeeld (als in Schotland ed.) de stenen te verzamelen en op de randen op te stapelen.
Ik heb ook eens een wal gezien van graszoden. De brede, gestapelde plaggen waren bovenop beplant met saliestruiken om de aarde stevig vast te houden en het muurtje hoger te doen lijken. Misschien zijn distels hiervoor nog meer aangewezen.

Hekken zijn er in verschillende soorten en vormen. Voorzie altijd dat je het (gesloten en open) kan vastmaken, zodat dieren of felle wind je niet verrassen.

Prikkeldraad over enkele losse spijlen laten doorlopen en vastnagelen. De laatste spijl komt tot dicht bij de volgende paal, zodat die daartegen met een lus (onder en boven) kan vastgezet worden.

overstapjeAls je regelmatig over de omheining wil zonder ze te beschadigen of je te kwetsen, dan kan je voor die ‘binnenweg’ een overstapje maken. Sla binnen en buiten de omheining tegenover elkaar een paaltje in de grond tot ca. 50 cm hoog. Spijker daar een plank tussen. Zo kan je van de ene naar de andere kant stappen. Het is nog makkelijker en veiliger als je dat vlak bij een (verlengde) paal doet, zodat je daaraan steun voor je handen vindt. Als de omheining te hoog is, gebruik dan 2 gekruiste overstapjes.


Getimmerde hekken bestaan er in allerlei vormen, met planken, stokken… Voor de stevigheid is het belangrijk dat je niet enkel horizontaal en verticaal werkt, maar ook minstens 1 stevige en lange, schuine verbinding maakt. Die driehoeksverbinding houdt de constructie in vorm. (Zoals de steunpaal tegen de hoekpaal.) In hoogspanningsmasten zie je een duidelijk voorbeeld van het nut en de functie van schuine verbindingen, ze zorgen voor de stijfheid van de constructie. Daarzonder zouden ze meteen knappen.

Als je de paal waarop de scharnieren staan, of de scharnieren zelf schuin zet, dan zal het hek vanzelf achter je dicht vallen. Omdat het dieren moet binnen houden, laat je het naar binnen opendraaien. Zo kunnen dieren het wel verder dicht, maar niet open duwen. Voorzie een aanslagpaaltje in de wei, zodat het hek niet te ver kan opengedaan worden, want dan valt het niet meer automatisch terug.
Als je poort of hek groot of zeer zwaar is kan je de bediening lichter maken door er een (niet te klein, vb. een kruiwagen)wiel onder of tegen te monteren. Op de rijroute kan je best palen, tegels of stenen leggen zodat de grond daar niet te diep weggedrukt wordt. Het kan zowel voor een draaiend als voor een schuivend hek.

draaihekOok mooi, als je voldoende plaats hebt: een boomstam met een zware wortelkluit, en aan de andere kant hangt er een hek aan. Die wortelstam plaats je min of meer in evenwicht op een paal waarop het geheel kan draaien.

Dieren vangen is meestal een vrijwel hopeloze en belachelijke opgave.
Voorzie of maak een constructie in een hoek van het terrein waar je ze in kan drijven en insluiten.
Of conditioneer ze. Je moet toch dagelijks water brengen. Neem ook wat (kracht)voer mee, en roep de dieren om ze te voeren. Na een tijdje komen ze vanzelf, of ze herkennen je roep, of het gerammel van graan in een blik. Pure Pavlov. Werkt ook bij hoenders. Het kan je veel rennen en gevloek besparen.


Hek: hetzelfde hek dat anderen buiten sloot, sloot u in.
 (Bill Copeland)
'Waarom sloeg je de getuige met die paal? Hij stand toch alleen maar te kijken?'
 'Ja, maar hij stond juist gunstig.'
 (Theo Bergsma)