Schaduwgrassen
Veldbeemdgras, rietzwenkgras ((Festuca arundinacea L.) en Engels raaigras worden veel in boomgaarden gebruikt. Ze kunnen relatief goed tegen betreding en schimmelziekten.
Roodzwenkgras en bosbeemdgras ((Poa nemoralis) verdragen veel boomschaduw. Gewoon struisgras (Agrostis capillaris of- tenuis)  en heidestruikgras (Agrostis canina L.) iets minder.
In dichte (en vochtige) schaduw van gebouwen gedijen ruwbeemdgras (Poa trivialis L.) en straatgras (Poa annua L.) nog.

grassturftypesVoor voedselarme, droge of wisseldroge zandgronden
Reukgras (Anthoxanthum odoratum)
Trilgras of bevertjes (Briza media)
Bochtige smele (Deschampsia flexuosa)
Schapengras (Festuca ovina)
Rood zwenkgras (Festuca rubra)
Pijpenstrootje (Molinia caerul)

Voor matig voedselrijke, droge gronden (niet op kleigrond)
Gewoon reukgras (Anthoxanthum odoratum)
Kamgras (Cynosurus cristatus)
Gewone kropaar (Dactylis glomerata)
Rood zwenkgras (Festuca rubra)
Fijn zwenkgras (Festuca tenuifolia)

Voor matig voedselrijke, vochtige tot natte gronden, ook voor rivieralluvia
Beemdlangbloem (Festuca pratensis)
Engels raaigras (Lolium perenne)
Veldeemdgras (Poa pratensis)
Ruw beemdgras (Poa trivialis)

Natte grond
Geknikte vossenstaart (Alopecurus geniculatus)
Russen (Juncus)

Voor droge, kalkhoudende gronden
(Beemd)kamgras (Cynosurus cristatus)
Gewone kropaar (Dactylis glomerata)
Smal fakkelgras (Koeleria macrantha)
Kalkdoddegras (Phleum phleoides)
Blauwgras (Sesleria caerulea)


Gras is een lichtkiemer. (Zie: Lichtkiemers). Het zaad moet dus niet (te veel) bedekt worden.

Een tredplant is een plant die nog groeit op plaatsen die veel betreden worden en daardoor weinig zuurstof en een dichte bodem hebben. Veel tredplanten hebben een (kruipende) vertakking vlak bij de grond, een snel herstelvermogen en elastisch en tegelijk vast weefsel.

Voor vastgetreden gronden
Straatgras (Poa annua)
Gewoon varkensgras (Polygonum aviculare)
Engels raaigras (Lolium perenne)
Klein liefdegras (Eragrostis minor)
Handjesgras (Cynodon dactylon)
Witte klaver (Trifolium repens)

Grote weegbree (Plantago major)
Madeliefje (Bellis perennis)

Ger Londo (Wageningen) heeft geëxperimenteerd met grasland waarop hij een of twee keer per jaar maaide en het maaisel afvoerde. Door die afvoer en het gebrek aan bemesting verschraalt de grond. Na drie jaar waren soorten als wit struisgras (fioringras, (Poa trivialis) en ruw beemdgras (Agrostis tenuis) dominant. Na negen jaar waren deze soorten marginaal. Hun positie was overgenomen door gewoon struisgras (Agrostis capillaries) en reukgras Anthoxanthum odoratum). Ook gewone ereprijs (Veronica chamaedrys) en smalle weegbree (Plantago lanceolata) komen pas na jaren op in een grasland. Londo wijt deze verschuiving aan de open grond die aanvankelijk door de regen dichtslaat. Dit effect wordt pas na verloop van tijd teniet gedaan door de begroeiing.

De evolutie (verarming) van zwaar bemest intensief gebruikt landbouwcultuurgrasland naar halfnatuurlijk schraalgrasland gebeurt over een 6-tal fasen

Fase

Productie

ton droge stof/ha/jaar

Soortenaantal (per 25m²)

0: raaigrasweide

>10

5 – 10 zeer soortenarm

1: grassenmix

8 -10

10 – 15 soortenarm

2: dominante fase

6 – 8

10 – 15 soortenarm

3: gras-kruidenmix

5 – 7

15 – 25 matig soortenrijk

4: bloemrijk grasland

3 – 6

20 – 40 soortenrijk

5: schraalland

<5

>30 soortenrijk