(Europese) rivierkreeftjes (Astacus astacus) zijn inheemse zoetwater kreeften.
Vroeger kende iedereen de rivierkreeft. Waar genoeg zuurstof en schuilplaatsen waren in beken, rivieren en meren kwamen ze voor. Helaas wordt zuurstof vaak verdrongen door vervuiling. En vergif cumuleert in aaseters.
De rivierkreeft wordt circa 18 centimeter lang, van neus tot staart en kan 200, in uitzonderlijke gevallen zelfs 300 gram wegen. De scharen kunnen een lengte van tien centimeter bereiken. De dieren worden –als ze de kans krijgen- ongeveer 12 tot 15 jaar oud.
Kreeftjes waren met fuiken en ruikend (beetje rottend) aas gemakkelijk te vangen. En ze konden een tijdlang buiten het water bewaard worden zodat ze lang vers bleven.
Als je op internet zoekt, vind je nauwelijks informatie, wel een berg recepten. Dat zegt veel.
In Vlaanderen komen 3 Amerikaanse en een Turkse rivierkreeft voor. Nederland zou al 9 uitheemse soorten hebben.
Het uitzetten van Amerikaanse kreeften bracht een ziekte mee waar zij niet, maar de Europese kreeften wel aan bezweken. Zij komen nog slechts op één plek in het land voor; op het landgoed Warnsborn bij Arnhem. Er loopt (2020) wel een kweekprogramma met de bedoeling ze weer uit te zetten.
Toen rond de eeuwwisseling een plas in Limburg voor de duiksport werd opengesteld krioelde het er van de kreeftjes. Na een maand of 2 was de plas ruim bekend bij hobbyduikers. Er waren steeds meer duikers, en minder kreeften. Nog een maand later waren er minder kreeften in de plas dan op de menukaarten van de restaurants in de buurt. En na nog een maand was het op. Zowel in de plas als in de pan. Heel triest. Voor een paar euro’s roven mensen overal de natuur leeg. Zielig.
(Ook kreeften en krabben in zee zijn makkelijk met fuiken en korven te vangen. Als duiker kan je ze ook (in holen, grotjes, wrakken) langs achter grijpen. De scharen kunnen je vingers kraken.)