Hazen (Lepus europaeus) hebben een lengte van 60 tot 70 cm, een schofthoogte van 25 tot 30 cm en wegen gemiddeld tussen de 4 en 5 kg. Ze hebben zeer lange poten en oren (7,9 tot 14 centimeter ). De achterpoten zijn langer (15 cm) en krachtiger dan de voorpoten. Iedere voorpoot heeft vijf tenen en behaarde zoolkussens. De achterpoten tellen slechts 4 tenen.
Zijn oren kunnen onafhankelijk van elkaar bewegen en tot 190° naar buiten draaien.
Hun reukvermogen is net als het gehoor uitstekend ontwikkeld.
De haas ruit twee keer per jaar, in de lente en in de herfst. De zomervacht is lichter van kleur dan de meer rossige wintervacht.
Hazen blijken slecht tegen regen te kunnen.
Gemiddeld worden ze (in het wild) 3 jaar oud.
Hazen eten grassen en kruiden. ’s Winters eet hij ook wel schors, paddenstoelen, eikels, nootjes en bessen. De haas drinkt slechts zelden en haalt het meeste vocht uit zijn voedsel.
De maag is in verhouding zeer groot. Hierdoor kan hij ‘s nachts een grote voorraad voedsel opnemen en kan hij zich overdag gedeisd houden.
Zoals konijnen produceren hazen ook maagpillen. Caecotrofie houdt in dat ze deze spinazieachtige balletjes meteen terug opeten.
Als de haas een vijand ontdekt drukt hij zich plat tegen de grond, vertrouwend op zijn schutkleur. Als de rover te dichtbij komt, zal hij plotseling hard wegspurten. Hij vlucht zigzaggend met slagen of haken: hoeken van 90° op zijn looprichting. Hij kan sprongen maken van 3,7 meter lang of 1,5 meter hoog.
De belangrijkste predator is de rode vos wiens dieet tot 46% uit hazen kan bestaan.
De haas heeft een aantal legers, rustplekken op de grond met de vegetatie als windscherm waar hij een (kort en zeer licht) hazenslaapje houdt.
De moer heeft een soort superbaarmoeder. Als ze drachtig is kan ze toch vruchtbaar zijn en opnieuw gedekt worden. Ze kan in haar baarmoeder dus foetussen van verschillende leeftijd hebben.
De draagtijd is gemiddelde 42 dagen. Een volwassen, gezonde moer werpt gemiddeld elf tot dertien jongen per jaar in drie tot vier worpen. Er kunnen 12 dagen na een worp, alweer nieuwe haasjes geboren worden.
De jongen zijn nestvlieders en worden met geopende ogen en compleet behaard geboren en zijn direct in staat tot lopen.
Van de slaapplaats naar de foerageergebieden maken ze gebruik van vaste paden en wissels.
Als je ze vangt of schiet, druk dan eerst de blaas leeg (van borst naar aars) voor je ze meeneemt.
Haas was bij de Romeinen veel populairder dan konijn. Ze werden gekweekt op stukken land die met hekken tot diep in de grond afgebakend waren.