Eenden (Anatidae) zijn kleinere watervogels met een kortere nek. De wilde eend (Anas platyrhynchos) is 51 tot 62 cm lang met een spanwijdte van 81 tot 98 cm. Een volwassen eend weegt tussen de 700 en 1.500 gram. Gemiddeld wordt een wilde eend vijftien jaar oud.

eenden2Wilde eenden zijn over het algemeen geen standvogels. De mannetjes trekken al in mei-juni naar hun ruigebieden, de vrouwtjes en jongen in juli-augustus. Broedvogels uit onze streken trekken niet ver. In oktober-december komen hier grote aantallen eenden uit Scandinavië en Noordwest-Rusland aan.
 
Door de ver naar achteren geplaatste poten moet bij iedere stap het zwaartepunt over het steunbeen worden gebracht. Dit verklaart de waggelende gang.

Eenden ruien hun slag- en staartpennen tegelijkertijd. Ze kunnen daardoor ongeveer 1 maand niet vliegen. Deze rui vindt plaats meteen na het broedseizoen. Ze kunnen dan dus makkelijk met netten gevangen worden.


Bij de meeste soorten hebben de mannetjes een kleurig broedkleed, de vrouwtjes daarentegen schutkleuren.
Bij de staart van de eend zit een vetklier. De eend gebruikt zijn snavel om zijn veren glad te strijken en met vet in te smeren. Door het vetlaagje blijven de veren dus droog. Tussen de donsveren wordt lucht vastgehouden om het drijfvermogen te verhogen.
De eend duikt ook wel eens onder water om voedsel te zoeken. Bij dit grondelen is alleen zijn achterlijf nog boven water te zien.


Alleen vrouwtjes kunnen kwaken. Woerden fluiten of maken wat zachte geluiden.
De paartijd is in de herfst en de broedtijd in het voorjaar.
Als een koppeltje gevormd is wordt er dagelijks op het water gepaard. Zonder water is er ook geen paring.
Het vrouwtje bouwt een nest, een kuiltje op de oever in hoog gras, in een knotwilg of in een holte. De acht tot twaalf lichtgroene eieren broedt ze uit in 28 dagen.

Wilde eenden eten in de wintermaanden voornamelijk gras. In het voorjaar vlees, onder andere slakken, jonge kikkers, padden en visjes en waterinsecten. 's Zomers en in de herfst gaan ze weer over op een vegetarisch dieet van granen en zaden van grassen, waterplanten.
Eendenkuikens of pullen eten allerlei kleine diertjes, zoals muggen, larven, wormen en waterslakjes. In tegenstelling tot wat eendjes voeren in het park doet vermoeden, zijn wilde eenden vooral 's nachts naar voedsel op zoek.

Zij verlaten tegen de avond het water en vliegen voor hun maaltijd naar het boerenland. Op het land foerageren ze vooral 's nachts (avondtrek) en 's ochtends vroeg (ochtendtrek). Voedselvluchten vinden plaats over afstanden van tien kilometer en meer. Na het foerageren keren ze terug en gaan slapen. 's Middags nemen ze een uitgebreid bad en wordt er flink gepoetst.


Eendenvangst (levende exemplaren)

Hutjacht: 15 tot 20 (houten) lokeenden en/of een levende lokstal worden uitnodigend in het water voor de in het riet verscholen hut gelegd. De lokkers moeten er natuurgetrouw uitzien en ze mogen geen lange nekken hebben. Eenden met lange nekken bespeuren onraad en daar zullen overvliegende vogels niet bij willen vallen.

De handtamme jachtmaatjes worden door hun eigenaren dagelijks vertroeteld en toegesproken, zodat zij de baas herkennen. Om hun poot zit een speciaal gebreid schoentje of een stuk nylonkous. Daaraan zitten een musketon met een touw en een gewicht dat verhindert dat de lokker wegzwemt. Als er een vlucht eenden overkomt, zullen de lokkers kwaken. De wilde overvliegers komen met grote cirkels dichterbij en zullen invallen.
Nog effectiever is het om de eendjes bij de kunst- lokkers te leggen en de woerd in de hut te houden. Als er wilde eenden overkomen, gooit de jager de woerd op, die dan luid kwakend bij zijn eendjes zal neerstrijken, hierbij de wilde vogels in zijn kielzog meelokkend.

De windrichting speelt daarbij een grote rol. Eenden stijgen en landen tegen de wind in.


De eendenkooi is in de 13e of 14e eeuw in Holland uitgevonden.
De kooi is een stuk land en water, ingericht om wilde eenden te vangen. Het bestaat uit een flinke vijver waar enkele smalle sloten op uitkomen, de zogenaamde vangpijpen, omgeven door een haag of dichte omheining. Aan het eind van de pijp bevindt zich een lange fuik. Een aantal roep- of kwaakeenden dient als lokvogel.

De half tamme eenden wordt door de kooiker dagelijks in de vangpijp bijgevoerd. Zij gaan in het voorjaar naar sloten in de omgeving en komen in de zomer met hun aanwas weer terug naar hun dagverblijf op de kooiplas. De makke eenden weten dat wanneer zij het kooikerhondje bij de vangpijp zien er voer in de vangpijp wordt gestrooid en zwemmen dan ook massaal de vangpijp in.
De wilde eenden volgen voorzichtig.

Dan komt de kooiker met zijn hond in actie. Eenden hebben een zeer goed reukvermogen; daarom neemt de kooiker een stukje smeulend of brandend turf mee om zijn eigen geur te camoufleren. Door de rietschermen rond de plas en langs de vangpijpen kan de kooiker zich verplaatsen zonder dat de eenden er iets van zien. Hij stuurt zijn hond met gebaren via openingen zodanig dat de eenden hem zien. De tamme eenden weten dat ze gevoerd worden en zwemmen in de vangpijp. Het hondje laat zich verder in de vangpijp nogmaals zien. Als er voldoende wilde eenden ver genoeg in de vangpijp zijn verschijnt plots de kooiker. De schuwe eenden vliegen meteen op naar het einde van de pijp en belanden zo in de val. De eigen eenden blijven bij het zien van de kooiker rustig dobberen en als het voer op is zwemmen ze weer terug naar de plas.

De uitdrukkingen 'de pijp uit gaan' en 'achter de schermen' vinden hun oorsprong in de eendenkooi!
Tegenwoordig wordt de eendenkooi nog vaak gebruikt, voor het ringen en wetenschappelijk onderzoek.

In zijn survivalboek schrijft Rüdiger Nehberg dat je een gevangen watervogel kan stropen en zo prepareren dat je die als een muts op je hoofd kan zetten. Met die camouflage kan je, met enkel de muts met kijkspleten boven water, dicht bij de eenden komen. Ga nooit in recht lijn, maar rustig, heen en weer. Als je vlak bij bent grijp je de poten beet, trekt het dier onder water en draait het de nek om. Zo kan je er meerdere verschalken. Als het water niet te koud is.
Het lijkt me aangewezen een surfpak, of beter nog: een duikpak te dragen tegen onderkoeling. Omdat het isolerend neopreen je drijfvermogen en volume verhoogt, moet je dat om onder water te kunnen blijven compenseren met extra gewicht dat weinig volume heeft: een loodgordel, stenen…

De donkerrode borstfilets worden in zowat alle culturen zeer gewaardeerd.

Wat zegt een eend die tegen de muur vliegt? Kwak!