De fazant (Phasianus colchicus) is populair klein wild dat door de Romeinen werd ingevoerd. In het Grieks betekent het 'de vogel van de Phasis', een rivier ten oosten van de Zwarte Zee.

fazantenDe haan heeft een opvallend mooi verenkleed met metaalglans en een uit achttien pennen bestaande lange pluimstaart, meet ongeveer 83 cm en zijn gewicht is ongeveer 1250 gram.
De hen heeft een praktische lichtbruin gevlekte broedschutkleur, ze is ongeveer 58 cm groot en weegt zo'n 900 gram.

Fazanten zijn alleen overdag actief. Ze leven in groep. In de winter zijn dat groepen van drie of vier hanen met een paar hennen, maar ook wel eens alleen maar hanen. Roesten (rusten in een nachtleger of op een tak) doet de groep in bomen of struiken of bij gebrek daaraan op een beschutte plek op de grond. De fazant is vooral een loopvogel, op zoek naar voedsel.
Bij gevaar rennen ze snel weg of stijgen moeizaam bijna recht omhoog. Ze vliegen echter verrassend snel, tot meer dan 60 km per uur. Hij zal na een paar honderd meter in glijvlucht weer naar beneden komen.
Ze verkiezen een vochtige omgeving met de nodige dekking, grasland met lage gewassen.

Ze foerageren in de vroege morgen en een paar uur voor zonsondergang. Ze eten zaden, eikels, knollen, bessen, wortels, slakken, bladluizen, kevers, amfibieën...

De balts (paringsdans) is in februari of maart. Het broeden duurt gemiddeld 24 dagen.
In een eenvoudig nest in hoog gras of ruige begroeiing legt de hen acht tot twaalf olijfbruine tot groenblauwachtige en niet gevlekte eieren.

Een fazant vliegt altijd naar haar nest, omdat lopen een geurspoor achterlaat dat door rovers (wezel,hermelijn) kan gevolgd worden.

Als een fazantennest in gevaar is veinst het hennetje een verwonding om de vijand af te leiden. Ze doet dit ook als de eieren nog niet uitgekomen zijn. Ze rent met een slepende vleugel alsof ze gewond is, van het nest vandaan. De jongen sluipen dan stilletjes uit het nest en verschuilen zich doodstil in de omliggende vegetatie.

Vroeger werden fazanten gedurende verschillende dagen opgehangen om ze te laten versterven, tot hun vlees begon te ontbinden, wat een bijzonder sterke smaak opleverde. Ze werden ‘gefaisandeerd’ tot het vlees adellijk werd. Vandaag gebeurt dat niet meer.

Roesten is het slapen in een kolonie door vleermuizen of vogels (zwaluw, mus, spreeuw). Enorme troepen gebruiken vaak jaren na elkaar dezelfde (wat beschutte) plaats. Potentiële aanvallers worden snel door half wakende groepsleden opgemerkt. Net als bij scholen vissen is het voor rovers moeilijker om zich op één prooi te concentreren. Door dicht op elkaar te zitten houden ze elkaar 's nachts warm.

 

In België is het auerhoen (Tetrao urogallus) in 1820 uitgestorven. Je vindt het nog in het Zwarte Woud, het Beierse Woud, de Alpen en o.a. Scandinavië en Rusland.

Deze grote zwart, blauw en bruine broedvogel is veel groter dan het korhoen. De haan wordt 74-90cm en 3,3 tot +4,3kg, en de hen 54-63cm met 1,5-2,5kg. Ze leven in zeer oude, gemengde bossen (met bessen) en bergachtig gebied. 's Winters eten auerhoenders naalden van naaldbomen en zijn daarom dan meestal in de kroon van deze bomen te vinden. Daarnaast eten ze knoppen, bessen, rupsen en larven.