Een zoden dak is een traditioneel Noord-Europees groen daktype. Je ziet ze nog veel op de Faeröer-eilanden, ten westen van Noorwegen, maar ook elders in Scandinavië. In “torvtak” durven we nog wel een "turf dak" herkennen.
Op een zacht glooiende, zeer stevige houten dakconstructie worden verschillende lagen berkenschors gelegd die met graszoden worden verzwaard. De berkenschors maakt het dak waterdicht. De zode houdt de berkenschors op haar plaats.
Berkenbast is zeer geschikt als dakbedekking: het is sterk, (licht,) waterbestendig en vuilafstotend. Het is taai en duurzaam. De normale levensduur wordt op 30 jaar geschat.
Om de schors te oogsten wordt tussen twee takken in de lengte richting over de stam een inkerving gemaakt. Dit gebeurt best in het late voorjaar, als de berken bloeien. (Afhankelijk van de regio, tot juli.) De buitenste, schilferige, witte schors wordt losgepeuterd van de binnenste (groene of eerder bruine) laag. Dit floëem (de vaatbundels in de bast die voor transport van vocht en voedingsstoffen instaan) en xyleem heeft de boom nodig om te kunnen overleven. Je mag dus enkel de buitenste schors verwijderen. Het litteken zal nog vele jaren blijven.
Het hergroeien van nieuwe schors duurt 10-20 jaar. De nieuwe (donkere) schors is nog beter van kwaliteit. Er kan enkele generaties van geoogst worden. Je kan natuurlijk ook oogsten van gevelde bomen.
De vellen bast moet vlak en onder druk opgeslagen worden om omkrullen te voorkomen. Anders vervormen ze tot een strakke rol, opgedraaid in de tegenovergestelde richting van de natuurlijke curve.
De bast wordt op het dakbeschot of de dakpanelen gelegd van onder naar boven, overlappend zoals leien. Zes lagen berkenbast is voldoende, maar voor een hoge kwaliteit zijn zelfs tot maximaal 16 lagen teruggevonden.
Extra lange vellen worden voor het overkappen van de nok gebruikt.
De zoden worden liefst uit zandige grond vierkant gesneden in draagbare stukken van ongeveer 30 cm en ongeveer 7,5 cm dik. Dit is de halve dikte van de afgewerkte bedekking.
De eerste laag wordt traditioneel geplaatst met het gras naar beneden, zodat het dode gras de bast enigszins beschermt tegen zure humus en werkt als afvoer kanaaltje. Voor de tweede laag staat de begroeiing vanboven op de buitenkant. De totale dikte van ongeveer 15 cm is voldoende om de zode ook in een droge zomer te laten overleven.
Om de zoden ter plaatse te houden worden sterke balken langs de dakranden bevestigd met natuurlijk gevormde houten haken, bij voorkeur van duurzame jeneverbes. Die worden aan het onderliggende dakbeschot of de dragende dakbalken vastgemaakt met houten pennen en afgedekt met extra vellen berkenschors.
De belasting van ongeveer 250 kg per m² van een zodendak heeft als voordeel dat het ook helpt de balken van een blokhut stevig samen te drukken en kieren te dichten. In de winter kan de totale belasting door sneeuwval verhogen tot 400 of 500 kg per m² !
Sommige zodendaken krijgen een bloemenmengeling in het gras ingezaaid, of hebben zelfs een paar kleine bomen of struiken.
Door hun noodzakelijk stevige constructie zijn de daken ook begraasbaar. Voor geiten worden er daartoe laddertjes als opstap geplaatst. Zelfs een daktuintje kan.
Bij moderne grasmat dakconstructies wordt in plaats van berkenschors meestal bitumen dakbedekking in combinatie met plastic drainage membranen gebruikt.
Van berkenschors kan je ook bakjes en manden plooien (zelfs om in te koken), je kan het vouwen en weven. (En er bv schoenen van maken.) Het is prima aanmaakmateriaal voor een vuurtje en je kan er berkenpek uit trekken. (Het sap kan je drinken, of er wijn van maken.)