Eiwitten ( = proteïnen, vb gelatine) zijn de bouwstenen van het lichaam. Ze zitten in melkproducten, vlees, vis, eieren, peulvruchten enz. en zijn meestal ook vetrijk. Ook granen, noten en zaden vormen een rijke eiwitbron.
In het lichaam van een volwassene worden dagelijks 50 miljard oude of afgestorven cellen afgevoerd en vervangen. Dit zijn de meest uiteenlopende cellen, van haren tot huid en van spieren tot nagels. Hierdoor wordt ons lichaam (haar, spieren…) jaarlijks ongeveer compleet vernieuwd.
Per dag wordt gemiddeld 1 à 2 % van de eiwitten in je spieren vernieuwd, bij hersenen is dat 3 tot 4 procent. Spierweefsel is na ongeveer drie maanden compleet vernieuwd. Hersenweefsel na vier tot vijf weken.
Er zijn tot nu toe al 1 miljoen verschillende eiwitten ontdekt. Die bestaan allemaal uit 20 van de honderden in de natuur voorkomende aminozuren. ≡
- Een klein, onbepaald aantal aaneengeregen aminozuren is een peptide.
- Per 10 of 12 wordt dat een polypeptide genoemd.
- De nog grotere heten eiwitten.
Eiwitten zijn op hun beurt weer opgebouwd uit aminozuren. De lever is verantwoordelijk voor het ombouwen van deze aminozuren.
In de natuur zijn ongeveer 500 aminozuren geïdentificeerd, 20 daarvan komen in menselijke eiwitten voor de zogenoemde fundamentele aminozuren, 8 essentiële en 5 semi-essentiële: alanine, arginine, asparagine, asparaginezuur, cysteine, fenylalanine, glutamine, glutaminezuur, glycine, histidine, isoleucine, leucine, lysine, methionine, proline, serine, threonine, tryptofaan, tyrosine, valine.
De essentiële aminozuren kunnen niet in ons lichaam aangemaakt worden.