Vreemd of mooi klinkende oude beroepen.

eendenkooikerHeb je je ook als eens afgevraagd waar ‘loodgieter’ vandaan komt. Mannen die lood goten?
Tegenwoordig zorgen loodgieters voor sanitaire installaties, en zelfs voor complete domoticaprojecten.
Ook wordt er nog echt lood gegoten, voor kogels, visgewichten ed.
Een `loodgieter` was oorspronkelijk een vakman die stroken lood en loden pijpen goot. Deze stroken werden gebruikt om buizen waterdicht te maken. Maar hoe…? Behalve het woord zelf vind ik er weinig van.

Martin Merkx mailde me een tipje van de sluier:
Een aantal jaren geleden heb ik een (antiek)? stuk riolering moeten verwijderen. En die delen waren van gietijzer en met lood afgedicht. Er was gewerkt met een hennepvezel met om de cm een dun stukje lood. Een beetje zoals de loodveter in de huidige gordijnen zeg maar. De moffen aan de pijp waren ongeveer een halve cm ruimer dan de pijp. Bij het inelkaar schuiven werd de overgebleven ruimte met dit koord gevuld en vervolgens stevig rondom aangeslagen. Als de kraag vol was, was de verbinding waterdicht.

Zelf heb ik nog wel eens een scharnier van een smeedijzeren hek terug met gesmolten lood vastgegoten. Met een benzinebrander de steen voorverwarmd zodat het lood niet te snel stolt. En na het harden aangeklopt, omdat het krimpt bij het afkoelen.

Afsetter (afzetter, verluchter)
Kleurt, beschrijft en schildert (land)kaarten en prenten, maar ook religieuze beelden.

Appel(en)meter
Beambte belast met de kwaliteitscontrole van appels.

Besteedster
Een besteedster zou je kunnen zien als de eigenaresse van een achttiende eeuws uitzendbureau. Zij verhuurde dienstboden aan eenieder die het kon betalen. Zij verhuurden ook minnemoers: vrouwen die het kind van een ander de borst gaven tegen betaling.

Kinderma(e)(c)ker
Soms beschouwd als kinderman: kraamheer, vroedmeester. Maar eerder een maker van kindekijns. Dit is een vaatje of tonnetje, ook wel 'kinnetje' genoemd om o.a. boter en haring te bewaren.



Knoopmaker, knoopdraaier
Als grondstof werden o.a. hout, been, hoorn, ivoor, ebben-, kornoelje- of palmhout, verschillende metalen en halfedelsteen gebruikt. Dit werd in stripjes op de juiste dikte gezaagd. Midden vorige eeuw boorde een kind van 10 jaar 20 tot 25 van deze knopen per minuut.

Hoorn werd eerst in kokend water zacht gemaakt. Daarna knipte men er stripjes van, vervolgens vier- en daarna achtkantjes. Die werden in een oven verwarmd en per 6 à 10 in een soort 'wafelijzer' gelegd, dat enkele minuten onder een schroefpers geklemd werd tot de hoorn afgekoeld was. Vervolgens werden de randen afgebraamd en gladgevijld, en de gaten geboord.
Tinnen knopen goot men in een meervoudige matrijs van gietijzer.

Kooiker (kooiman)
Houder van een eendenkooi. (Zie <Eenden>)

Een lijntrekker is iemand die opzettelijk traag zijn werk doet. Maar het waren ook beroepen.
De scheepsjager, ook lijnloper of tragelaar/trakelaar is iemand die een sloep bij stil weer of ongunstige wind langs het havenhoofd in of uit de haven trekt, of door de binnenvaart.
Ook de hulp van de rooimeester die met lijn en rad de lijnen moesten trekken bij bijvoorbeeld erfscheiding(en).
Ook bij de lijnslager of touwslager werkten er lijntrekkers. Je vindt ze overal…

Lulleman
Brandweerman (lul is het mondstuk van de brandslang)

Loodwitmaalder, loodwitmaker, loodwitwerker
Loodwitmolenaars hielden hun productiemethoden, die van molen tot molen verschilden, geheim. Bij de Oudhollandse methode werden dunne repen lood spiraalsgewijs opgerold zonder dat de windingen elkaar raakten. Potten die op ongeveer een derde van de bodem uitsteeksels hadden werden tot daar met verdund azijnzuur, salpeter of bier-azijn gevuld. De rollen lood steunden op de uitsteeksels. De gevulde potten werden op een laag stro met paardenurine gezet, en losjes met loodplaten afgedekt. Daarop kwamen weer nieuwe lagen lood. Daarboven planken met een nieuwe laag potten, enz. tot er zo'n zes meter hoge toren van duizenden potten stond.
Na vijf tot acht weken waren de opgerolde repen tot loodwit geworden. Dit werd gezeefd en met water tot brei vermalen. En gedroogd. Het werken met dit gif was uiteraard niet gezond.

Modderman
De modderman werkte op een moddermolen, een varende baggerinstallatie. De emmers waarmee gebaggerd werd, werden eerst aangedreven door mannen die in tredmolens liepen, later door paarden.

Piskruier
Werkzaam bij de lakenindustrie voor het vervoeren van urine ten behoeve van het vollen.

Porders

(Engels: knocker-up) werden door werknemers en soms ook door bedrijven in dienst genomen bij het begin van de Industriële Revolutie, in de achttiende eeuw. De klok ging het dagregime van de mensen dicteren. Ze maakten ’s morgens hun ronde om wie er voor betaald had op tijd wakker te maken. Ze gebruikten lange, hengelachtige stokken om tegen de ramen te tikken, of gooiden met steentjes, of gebruikten een blaaspijpje met gedroogde erwten. Ze moesten er zeker van zijn dat de klant wakker was, maar probeerden de niet betalende buren die mee konden profiteren niét te wekken. Porders huurden zelf meestal ook een porder.

Rond 1940 werden wekkers goedkoper dan 3 weken wekgeld voor de porder.

Raddraaier
Werkzaam op de lijnbanen. Hij hield het wiel in beweging waarmee men de touwen in elkaar draaide (veelal kinderarbeid).

Schommeljongen (of hobbelstudent)
Joden kochten geen dode vis. De vis werd te Amsterdam aangevoerd in schuitjes, die voor de helft met zeewater waren gevuld. Haaks op de roeibank lag een plank, waarop een jongeman wijdbeens stond en de plank op en neer liet wippen, waardoor het water zuurstofrijker en de vis levend bleef.

Secreetruimer
Schoonmaker van het ‘heimelijk gemak’, het privaat.

Speelman
Iemand die een instrument bespeelde, musicus op bruiloften en feesten.

Strohulzen en stromatten waren vroeger de enige verpakking waarin men (wijn- en bier) flessen schadevrij kon vervoeren. Strohulzennaaisters deden dit vaak in de winter als bijberoep. Er zijn slechts enkele bedrijven in actief geweest.


Vroeger was het beter dan nu, maar het is gelukkig voorbij.
 (Piet Theys)