Potten draaien kan voor kleinere stukken. Heel grote en zware stukken moet je met een van de vorige technieken maken. Ze worden door de middelpuntsvlietende kracht van de draaibeweging scheef en stuk getrokken. Mooie potten draaien vraagt oefening.
Je plakt een goed geknede kleibal midden op de draaiende schijf. Met 2 handen voel en breng je hem helemaal in het centrum. Je drukt met twee duimen de bovenkant van de bol naar beneden. Dit geeft een ruwe basisvorm. Door binnen en buiten (steeds langs beide zijden gelijk, en met natte handen) te drukken maak je de gewenste vorm. Met een dunne draad kan je de draaiende vorm van de schijf lossnijden. Na wat drogen is het stuk nog vorm- en bewerkbaar: je kan er vb. nog een schenkteut en oren aan maken.
Om grote en brede schalen te steunen kan je er touw om wikkelen. Afdrukken in opgegraven werk bewijzen dat deze techniek al eeuwen oud is.
Je kan een (gember- of knoflook)rasp maken door in (een deel van) de vers gedraaide bodem van een schaal(tje) met een puntig houtje een patroon te prikken. Naast het gaatje zal vanzelf een scherp randje klei wat omhoog komen. Eenmaal gebakken en geglazuurd is het een rasp. De Romeinen maakten ook grote schalen waarin ze voor dit doel grit (kleine kiezeltjes) in de bodem drukten. Een ervaren pottendraaier in Ephesus aan het werk. www.youtube.com/watch?v=hp2tplcNelU