Hakhout staat in een soort 'struikenbos' waarvan het hout regelmatig geoogst wordt. Afhankelijk van de groeisnelheid gebeurt dit zodra het de gewenste dikte heeft, en voor het te dik en te zwaar wordt en mogelijk afscheurt. Een hakhoutboomstronk (laag geknot) behoudt zijn wortelstelsel, waardoor nieuw hout voorsprong krijgt en er 3 tot 5 x meer aangroei is dan bij nieuwe aanplant.
Het verschil tussen hakhout en knotten zit in de hoogte van de overblijvende stam.
Bij knotten is dat zo hoog dat het vee niet aan de nieuwe scheuten kan knagen, (of waar de kruin begint) en als het kan laag genoeg om er gemakkelijk aan te kunnen. Dus meestal op ongeveer 160 cm.
Ik had een reeks wilgen rond mijn wei staan. Die heb ik nooit allemaal in een keer geknot. In even jaren hakte ik iedere winterse middag één of enkele takken uit een even boom. De schors is prima schapenvoer, ze knabbelen de takken graag kaal. In oneven jaren de oneven bomen. (Zie ook <Wintervoer>)
Hakhout wordt laag bij de grond gekapt (of gezaagd). De stoel of stoof is de solide basisstomp die blijft staan. Een stobbe is de stomp van de afgehakte tak of stam, waaruit nieuwe telgen opschieten. Er blijft dus één wortelstelsel met daarop meerdere stammen staan. De stompen vormen opnieuw stammen, takken en knoppen.
Het geoogste hout wordt in een houtcascade gebruikt als brandhout, voor klompen, palen, geriefhout (gereedschapsstelen), rijshout (waaraan klimerwten of -bonen in de tuin omhoog klimmen), takkenbossen of mutsaards om de broodoven te stoken, vlechtwerk (windschermen, muren, manden), takkenwal, breipennen, vleespennen, bezems en tandenstokers.
Als je bomen velt (of knot) verzaag je niet zomaar alles tot brandhout. Maak een houtselectie voor de meest waardevolle toepassingen, je kan er later altijd nog brandhout van maken. Denk eerst aan timmerhout, palen, stelen, bonenstaken, steun stokken voor tomaten ed., vlechtwerk, rijshout voor erwten. Het versleten materiaal dat je vervangt is dan evengoed nog brandhout.
Es (Fraxinus excelsior) kapt men om de 5 à 7 jaar, els en wilg om de 6 à 10 jaar, eik om de 10 à 15 jaar. Zo goed als alle inheemse loofbomen kunnen hiervoor gebruikt worden, ook linde, iep, haagbeuk en tamme kastanje.
Minder gebruikt zijn beuk, berk en zoet kers.
Knotten en hakken kan als de bomen in rust zijn, dus geen bladeren meer dragen, en als het niet (hard) vriest. Dat is dus meestal tussen november en maart. Sommige boomsoorten zijn gevoelig voor ‘bloeden’ (sap uitstroom). Die knot je bij voorkeur voor Nieuwjaar: esdoorn en wilde kerselaars.
Zaag een tak niet volledige af maar laat een stomp staan waarvan de lengte ongeveer even groot is als de diameter van de afgezaagde tak.
Zaag niet horizontaal maar schuin, zodat regenwater kan afvloeien. Bij het zagen moet je ook voorkomen dat de schors afscheurt als de tak valt door eerst een inkeping aan de onderzijde en zijkant van de tak in te zagen.
Je kan ook voorlopig een kachelgrote stomp (30 of 40 cm) laten staan, en die wegzagen als de zware tak er af is.
Als je begint met hakken of knotten moet je het blijven doen, anders worden de takken met de jaren te zwaar voor de stam of wortels en scheurt het geheel uiteindelijk open, vooral bij knotbomen.
Wilgen worden vaak in grote aantallen op en rond natte percelen geplant. Knotten wordt dan een hele klus. Maar je doet het beter niet allemaal in één keer. Liever om de 3 of 4 bomen (jaren), eventueel met al eens een jaar er tussen. Veel kleine bijensoorten (andere insecten) overleven namelijk dank zij de vroeg bloeiende wilgen.
Wilg is een zeer ‘bruikbare’ boom, de schors levert het geneesmiddel acetylsalicylzuur tegen hoofdpijn, het groeihormoon auxine voor zaailingen en planten, wintervoer, bindmateriaal, vlechtmateriaal voor manden en lemen muren, hoepels, en hout voor klompen.
Van de eik werd de bast gebruikt voor eek om leer te looien. Het overblijvende geschilde hout als palen. Ook voor de paling-, vlees en worstrokerijen gebruikt men eik.
In Zweden werden jonge scheuten van lindes met blad, vrucht en twijg bewaard als wintervoer voor vee.
Op hellingen langs wegen en oevers kan hakhout erosie voorkomen. De grond wordt door de wortels vastgehouden. Omdat er nooit hoge bomen zijn, waaien of vallen ze niet om.
Er zijn projecten om onder hoogspanningslijnen hakhout te kweken waarvan de chips dienen om groene stroom te produceren.
Maak eerst houtskool van brandhout dat je enkel ver weg kan oogsten, dan is het transport veel lichter.
In hakhoutbeheer en met knotten kan je afhankelijk van omgevingssituatie en boomsoorten 5 à 8 m3/ha/jr oogsten. Kachel, woning en isolatie bepalen of je een jaar kan verwarmen met 4 tot 20m3.
https://www.lowtechmagazine.be/2013/02/hakhout-en-knotbomen.html
Een schalm is (niet alleen een schakel van een ketting, maar ook) een afgebakend perceel in een bos waar je (al dan niet mits betaling) al het hakhout mocht oogsten. De staken van de ondergroei (middelhout of middenhout) moesten onder een aangegeven dikte en lengte blijven. De grootte van het hakhoutperceel of van de houw werd ook coupe genoemd. Op spaartelgen (of op enen) zetten betekent dat één telg per stronk gespaard bleef om hooghout of overstaanders (opgaande bomen die (langer) blijven staan) te krijgen.
Een pestbos(je) is in het verleden ontstaan op een afgesloten plekje waar de kadavers van de aan de pest gestorven koeien ed. werden begraven. Die zone werd niet meer begraasd of gemaaid, om besmetting te vermijden. Daardoor verboste het langzaam.
Zie ook <Hout>, <bomen vellen> en <Sleunen> onder <Woningbouw)