De nodige warmte om een vuur te starten kan ook opgewekt worden door wrijving. Als het koud wordt wrijven we instinctief in onze handen. Je merkt dan dat de uitgeoefende druk ook belangrijk is. Als we hout op hout wrijven kan de temperatuur hoog genoeg worden om houtstof en tondel te doen gloeien. Heel eenvoudig. In theorie. Maar in de praktijk..? Alleen door oefening kan je meer eraring opdoen en zicht krijgen op deze ellende.

vuurboogJe kan vuur ‘boren’. Het schijnt zelfs te kunnen door een stokje waarvan de punt op zacht hout drukt, tussen je handpalmen te rollen.
Enkele technische verbeteringen kunnen veel helpen.
Snijd een putje in het zachtere onderhout, zodat de boor (spindel) op dezelfde plaats blijft. Je kan hier wat fijn zand en/of stof in doen als schuurmiddel. Als je houtskool kan gebruiken, kan je nog makkelijker en sneller een ‘kooltje’ maken.
Snijd van dit gat naar de zijkant van het hout een V-vormige uitsparing. Daarlangs kan er zuurstof naar het gat, en kan je gloeiend materiaal naar buiten brengen. Het geboorde houtpoeder verzamelt zich hier. In de V leg je wat tondel.
Gebruik een wat holle steen (of hard hout, notendop) als drukblok op het boveneinde van de boor. Deze spil moet hard, recht en ca. 2 cm dik zijn. Polijst de bovenkant van de boor om hier zo weinig mogelijk wrijving te krijgen. ‘Smeer’ de holte eventueel met vb. gras of groene bladeren.
Maak een boog door twee uiteinden van een stok met een touw te verbinden. De boor draai je 1 slag in dit touw zodat ze (liefst) aan de buitenkant (niet bij de boog) zit. Door de boog heen en weer te zagen, zal de boor draaien. Het vraagt tijd en oefening, maar het werkt. In het geultje zal zich poeder verzamelen. Als die begint te roken moet je blijven doordoen tot dit kooltje gloeit. Daarna hiermee het tondel aanmaken.
Wilg en hazelaar zijn geschikt als boor. Wilg, linde, populier en esdoorn doen het goed als onderhout. Gebruik geen harshoudende soorten, dat lukt niet.

vuurboorBij een gebruikte vuurboog past door de slijtage de spil beter op de sokkel en krijg je vlugger vuur.

Het schijnt ook wel eens, maar minder makkelijk, te lukken met een vuurploeg of een vuurzaag. De draaiende beweging wordt dan een schurende. Klem wat tondel tussen een gespleten tak. Snijdt dwars over die spleet een geleidende groef uit. Met een hardhouten stok zaag je over de groef tot het tondel gloeit. Hard genoeg drukken, en vooral snel genoeg schuren.

 

Ook mogelijk..
Je kan ook vuur maken door een voldoende zware batterij te laten vonken, bijvoorbeeld bij wat benzine. Of met een aansteker en aanmaakblokjes. Met een loep of een paraboolspiegel die zonlicht concentreren. Maar dat soort dingen heb je niet zo maar bij de hand.

Ook wel handig zijn lucifers. Maar zo’n nietig dingetje zelf gaan maken is niet eenvoudig. Het kopje van de huidige lucifers bestaat voor de helft uit kaliumchloraat en voor 5 procent uit zwavel. Het strijkvlak aan de zijkant van het doosje bevat vooral rode fosfor en 35 procent glaspoeder als schurend element. Maar als je kaliumchloraat bijvoorbeeld zelf wil gaan maken, … dat is al echt geen huis – tuin en keuken scheikunde meer. Niet geschikt dus om zelf eens aan te beginnen. Maar wie er anders over denkt mag het me stap voor stap duidelijk maken en duidelijk proberen uit te leggen. Graag.

T’au Koe schreef rond 950 in ‘Verslagen van het Onaardse en Vreemd’: ‘…kleine stokjes van vurenhout in zwavel te drenken … klaar voor gebruik.’ In Europa is er pas na 1530 sprake van een soort lucifers.

De beste manier om vuur te maken met twee stokjes is ervoor te zorgen
dat één ervan een lucifer is.
 (Will Rogers)