Afval bestond vroeger nauwelijks of niet. Alles was nog wel ergens (her)bruikbaar voor.

newspapertoiletpaperPapier werd opnieuw gebruikt: de blanco achterkant van drukwerk om op te schrijven, kranten als isolatiemateriaal (in laarzen, schoenen, achter winterkleding en om kieren dicht te stoppen), als aanmaakmateriaal en brandstof, om gewassen ruiten droog te wrijven, als verpakking (voor groenten, eieren…) en als toiletpapier. Dus waarschijnlijk zag je gat er soms bedrukt uit. En het overige papier (en karton) werd samengebonden en door de jeugdvereniging opgehaald voor recyclage, om de kas te spekken.

Andere verpakkingen werden als leeggoed telkens terug ingeleverd: jute zakken voor graan, meel, aardappelen; flessen voor melk (als je geen melkkan of kruik had), bier, wijn, azijn. En we verzamelden lege wijnflessen om zelf wijn te maken. Glazen bokaaltjes met schroefdeksel gebruik ik nog steeds om confituur en appelmoes in te maken.

Oude kledingstukken reisden zolang ze bruikbaar waren de hele familie rond. Daarna werden stukken verknipt en hermaakt tot kinderkleding, voering, broekzak, zakje voor boterhammen of turnpantoffels, ovenwanten, handdoeken, zakdoeken, vervanging voor versleten kragen en manchetten, elleboog opzetstukken, poetsdoeken (keukenrol bestond nog niet), vaatdoeken, voddenpop, kussen- of poppenvulling. Gebreid goed werd terug uitgetrokken zodat het garen opnieuw kon gebruikt worden. En een deel ging naar de verkleedkoffer. De laatste die ervan genoot was de voddenman.

Alles wat enigszins eetbaar (geweest) was ging nog naar de dieren (konijn, hond, varken, kippen…), zelfs de kruimels van de tafel. En wat kon vergaan belandde op de mesthoop. Een composthoop bestond ook nog niet. Gebeente ging naar de hond of het varken, eierschalen terug naar de kippen.

Bouwmateriaal bleef goed. Lemen muren, al dan niet gekalkt, werden in brokken een winter buiten gelegd en werden terug leem en aanmaakhout. Balken werden opnieuw gebruikt, dorpels en ramen ook. Stukken hout waren brandstof.
Met kalkmortel gemetselde baksteen werd schoon gemaakt, het gruis uitgestrooid en de stenen hergebruikt.
Zelfs kromme spijkers werden gerecupereerd en terug recht geklopt. Gereedschap werd hersmeed. Metaalafval werd om de paar jaar aan een ijzerhandelaar verkocht.
Zilverpapier ging naar de nonnen, voor ‘de missies’. Geen idee wat die ermee deden.
De enkele blikjes die we hadden werden gebruikt om spijkers en schroeven te bewaren, kippenvoer te scheppen, schuurblikken van te maken (zie Varken slachten) en als speelgoed.

Zowat alles had waarde en werd bewaard. Het zou ooit nog wel ergens voor kunnen dienen.
Kunststoffen, plastiek en elektronica waren er amper. En ja, voor er huisvuilomhaling was werd dat soort afval ook wel eens in de tuin verbrand.

Alleen wat scherven bleven over. Glasscherven dienden eerst nog om oude verflagen van houtwerk af te schrapen. Potscherven en stukken dakpan of tegel werden als bedding voor weggetjes gebruikt, onder de vloer, of om kuilen in de weg te vullen.

Dingen moesten vroeger levenslang meegaan. Nu maakt men afval, dat als je het koopt, nog eerst even als iets anders kan gebruikt worden. Op deze website kun je alleen producten kopen die een leven lang meegaan. http://www.buymeonce.com/

In 2003 belandde er in ons land zo'n 45.000 ton aan afgedankte elektro-apparaten op de schroothoop. In 2012 was dat meer dan 110.000 ton. Meer dan het dubbele dus, en een van de grootste redenen daarvoor moeten we blijkbaar zoeken bij een perfect uitgekiende tactiek van de fabrikanten. ‘Apparaten zouden veel langer kunnen meegaan, als de producent dat zou willen', vertelt het Duitse parlementslid Doro Steiner. ‘Maar dan koop je natuurlijk niet snel een nieuw exemplaar. Dus korten ze de levensduur bewust in.'

En daar bestaan verschillende truken voor. ‘In toestellen die draaibewegingen maken, zoals mixers of tandenborstels, maken ze het raderwerk in kunststof. Dat kost minder en slijt ook sneller. In tv's zitten in de elektrische voeding goedkope condensators, waardoor de levensduur met liefst tien jaar ingekort wordt. Of slijtagegevoelige onderdelen zitten vlak bij een warmtebron. En in wasmachines zitten iets te lichte kabels, die het toestel ook sneller de geest laten geven.'
(Uit Het Nieuwsblad, maart 2013)