Het idee is een verlengde van de massaproductie en werd al in 1932 door Bernard London beschreven, die het zag als middel om de Depressie te boven te komen. Vanaf 1954 werd het Brooks Stevens stokpaardje. Het werd gretig door de producenten overgenomen.

PlannedobsolescenceDe industrie maakt producten met een beperkte levensduur. Dit zorgt ervoor dat de ondernemer kan blijven verkopen. Design en technologische vernieuwing laten producten snel verouderd lijken. Onderhoudskosten lopen al snel op en de fabrikant zet de dienst naverkoop stop. Herstellen wordt minstens even duur als vervangen, vaak duurder.

Het Phoebus-kartel

Geplande veroudering (De gloeilamp samenzwering)

Het Phoebus-kartel werd opgericht in 1921-1923. Gloeilampfabrikanten zoals Philips, General Electric, Osram spraken (met zware boeteclausules) af de levensduur van gloeilampen te beperken om er meer te kunnen verkopen. Dit was een rem op de technologische evolutie. De industriestandaard van 2.500 uur in 1924 zou uiteindelijk tegen 1940 dalen tot 1.000 gebruiksuur. WO II heeft deze samenzwering verstoord. 

(Lees vb.: Light Bulb Conspiracy)

In de brandweerkazerne van Livermore (Californië) hangt een lamp (van de Shelby Electric Company) die in 1901 geïnstalleerd werd ter vervanging van een oude kerosinelantaarn. Ze had ca. 875.000 branduren (110 jaren).

Ivan Illich (1926 – 2002, boeiend en lezenswaard) meende al dat er duidelijke grenzen gesteld moeten worden aan de snelle gedwongen verandering en vernieuwing van goederen. Deze praktijken zorgen voor een groei van de economie, maar ook voor enorme verspillingen van grondstoffen en energie. Vandaar toen al zijn ecologische visie voor duurzame consumptieartikelen: ”Dit betekent dat producten langer moeten meekunnen, geschikt moeten zijn om gerepareerd of hersteld te worden, en veel minder gevoelig dienen te worden voor modes of trends”.

Door allerhande levensduurbeperkingen wordt er in feite bewust afval geproduceerd, bedoeld om na relatief korte tijd niet meer (voldoende) te functioneren. En te worden gedumpt en (soms jaarlijks) vervangen door een nieuwer model.
Dit gebeurt o.m. door het aantal herlaadcycli van batterijen te beperken, door afwisselend veranderende cycli van nieuwe software, datastructuren, - en nieuwe hardware; door het bewust ontwerpen van verslijtbare producten, zelfs door het inbouwen van chips die de werking laten stoppen na een bepaalde periode of een vooraf bepaald aantal kopies. Of zelfs zal aangeven dat een patroon leeg is, of er nog inkt/toner in zit of niet.

Voorheen waren nylonkousen, wagens, wasmachines… quasi onverslijtbaar, ze gingen makkelijk 25 jaar mee.

Bij gepland verval is het herstellen van technisch al wat verouderd materiaal vaak duurder dan een nieuw product.
Bij systemische veroudering in hard- en software zijn nieuwe versies niet “achterwaarts compatibel” waardoor een vicieuze cirkel van verplicht upgraden ontstaat. Stilistische veroudering speelt met design en mode.

De productie verloopt in functie van realiseerbare winst, en helemaal niet in functie van het gebruik en de duurzaamheid.

Meer info hierover vind je op internet onder  de Engelse zoekterm Planned Obsolescence.

Geld speelt geen rol. Het is regisseur.
 (Harry De Jong)
'Is dit de rekening voor de herstelling,
 of een voorstel om je zaak over te nemen?'