Bij een vijzel draait de buis niet mee. Die kan water hoger opvoeren, maar er lekt meer water weg.
Sinds 1630 worden poldermolens met (houten, later ijzeren) vijzels toegepast met een doorsnede van 1 - 2,50 meter bij diepere bemalingen. Daarvoor werden schepraderen gebruikt. De vijzelbalk ligt onder een hoek van 22 - 30 graden. In vlees- of fruitmolens zit ook een vijzel. Een stalen vijzel kan het water 4 tot 5 m opvoeren.