Mollen eten 40 à 50 gram insecten per dag, ca. 1/3de van hun gewicht. Het zijn ook in de tuin dus nuttige dieren en bondgenoten. De wormen die hij over heeft eet hij niet op, maar bijt ze wel. Zij kronkelen zich ineen tot een kluwen. Die knoedels wormen weet hij later precies terug te vinden.
De molshopen kunnen wel storend zijn. Gangen kunnen tot 120cm diep gaan. De vacht is zwart en zacht: de haren staan in willekeurige richtingen ingeplant, zodat ze het ondergronds kruipen in geen enkele richting tegenwerken. Pelsjes werden ook voor hoge hoeden gebruikt. De dichtheid van een mollenvacht laat met haartjes in alle richtingen geen zand of vocht door.
De oppervlakte van een territorium beslaat ongeveer 400 m2. De mol graaft een gang met een snelheid van tussen de 12 en 15 meter per uur. Hij crost er aan een snelheid van 7 km/u door. Bovengronds haalt hij 5 km/u.
Wat mollen schijnt af te schrikken is de geur die door de bloem en bollen van het bolgewas keizerskroon(Fritillaria imperialis) wordt verspreid. Het ruikt naar vossen. Een ander diervriendelijk bestrijdingsmiddel is het ingraven van bodemloze potten of flessen in molshopen. De wind blaast langs de opening, waardoor een laag fluitend geluid ontstaat. De mol met zijn gevoelige oren zoekt dan rustiger oorden.
Kruisbladwolfsmelk (Euphorbia lathyrus), (+ 80 centimeter hoog) verjaagt mollen. Ook woelratten en veldmuizen houden niet van de geur van de wortels. Let op: alle planten van de wolfsmelkfamilie zijn giftig.
Je kan een mol ’s morgen of ’s avonds opwachten. Zodra je een molshoop ziet bewegen ga je er zeer zachtjes naar toe. (Laat de grond niet trillen.) Als hij opnieuw ‘stoot’ schep je hem snel samen en met de aarde weg. (Ook bovengronds kunnen ze zich verrassend snel uit de voeten maken!)
De Wetterhoun (Friese otterhond, en ook de Friese Stabij) zou een goede mollenvanger zijn.
Als plantenwortels zijn afgeknaagd is dat niet het werk van de mol, maar van de woelrat. Ze houden niet van vlier (takjes, gier in de gangen) en de uitwerpselen van de fret. Ook wezels, katten, honden, roofvogels eten woelrat. Mollen eten ook jonge woelmuizen en –ratten!
Als niets nog helpt: beschermheilige Sint Gertrudis (17 maart) werd aanroepen tegen mollen-, muizen- en rattenplagen.
Mollenmolen
Trillingen in de grond kunnen wijzen op gevaar voor de mol. Hij voelt je voetstappen. Je kan hem weghouden door vaak trillingen te maken. Een stang in de grond met daarop een omgekeerde (pet)fles. De wind laat die bewegen, rammelen, draaien en de stang geeft dit door in de grond. Je vangt meer wind als je aan de zijkant 2 tot 4 luikjes opensnijdt en die als vleugeltjes naar buiten plooit. Creatieve kunst is mogelijk.
De ‘hoge hoed’ kennen we hier en nu nog vooral als traditionele goochelaarshoed om het klassieke konijn tevoorschijn te halen. Het was een adellijk modeaccessoire in de vroege 19de eeuw. In veel regio’s betaalden kasteelheren graag kleingeld per gevangen mol, zowel om van de mollen af te geraken, als om de hoge hoeden te stofferen. De pelsjes werden ook voor warme en zachte, zware mantels gebruik. De fluwelen zachtheid krijgt dit bont door de willekeurige inplantrichting van de haartjes. Dit moet erg efficiënt zijn, ik heb al heel wat mollen gezien en gevangen, maar hoewel ze altijd onderaards bezig zijn heb ik er nog nooit een gezien die vuil was.
Woelratten (Arvicola terrestris) gebruiken ook mollengangen. Beiden gebruiken die jaren lang.
De woelrat maakt een snelle vluchtgangen op 40 à 50 cm diep, en een oppervlakkig foerageer gangenstelsel (5 à 10cm) dat je vaak bovengronds zelfs kan zie en volgen. De hoofdgangen lopen vaak langs heggen of randen van het perceel.
Bij woelratten ligt de gang niet onder, maar naast de hoop. Een mol maakt een hoge, ronde, kale hoop, een woelrat een plattere, langere met plantenresten in.
De vangst bekijken is nuttig: mannetjes wonen meestal alleen. Een vrouwtje of een babyrat kan wijzen op nog meerdere exemplaren.
Giftige planten als kruisbladwolfsmelk (Euphorbia lathyrus) en de giftige Scilla maritima zijn bruikbaar om woelratten uit te schakelen of te verdrijven. (‘Mijn’ woelratten eten er niet van, maar trekken zich er verder ook weinig van aan.)
Als je klemmen plaatst wrijf dan eerst je handen in met aarde (of draag handschoenen) zodat je geur ze niet alarmeert. Plaats een klem niet zo maar in het gangetje onder een molshoop, maar graaf verder tot je de jachtgang vindt. Die wordt meermaals per dag gebruikt. Maak het gat terug licht- en tochtdicht met losse aarde. Je kan ook een hoge pot net onder de gang ingraven en alles lichtdicht terug afdekken, zodat ze daar intuimelen. Als je er wat water in doet verdrinken ze daarin.