Groene en zwarte bladluizen (Aphidoidea) zuigen voedingsstoffen (aan de groeipunten) van planten. Hun uitscheiding heet honingdauw. De schimmels die er op tieren heten roetdauw.
Honingdauw is voor mieren, wespen en bijen voeding. Mieren beschermen en melken bladluizen. Ze houden ze soms zoals wij vee houden.
Takluizen en dopluizen zitten vaak op takken en stam. Er zijn ook wolluizen, schildluizen, bloedluizen en coniferenluizen.
De larve van een lieveheersbeestje eet gemiddeld 600 bladluizen. Een volwassen lieveheersbeestje eet ongeveer 100 bladluizen per dag.
Ook sluipwespen (Ichneumonidae) en hun larven zijn natuurlijke vijanden van de bladluis. De oorwurm (Forficula auricularia) is een alleseter die naast bladluizen ook mijten, larven en eieren van insecten, kleine rupsjes en andere parasieten eet evenals plantaardig voedsel zoals algen. Geef ze wat kokertjes, of proppen stro en bladeren als schuilplaats, en ze blijven in je fruitboom zitten. (In perzikbomen werkt dit niet, want oorwurmen eten graag perzik).
Sproeien kan met een sopje, of spiritus, of beiden. Of een aftreksel van uien, rabarberblad, uienloof, vlierblad of tabak, brandnetelgier: pluk een flinke bos met brandnetels, liefst jonge (best met handschoenen) en zet ze een week in een emmer water. Daarna filteren en het spul op de beluisde planten sproeien. Na twee keer sproeien zijn de luizen meestal weg.
Of laat 1 kg blad 20 minuten koken in 2 liter water, voeg een eetlepel zachte zeep toe, zeef, en verdun 1 op 4.
Afrikaantjes trekken insecten aan die bladluis bestrijden.
Wat groepjes bladluizen pletten zou hun natuurlijke vijanden lokken.
Sproeien met een aftreksel van tomatenbladeren, of een teentje knoflook in de grond kan bladluizen ook afschrikken.
Als je een geoogste krop sla wilt ontluizen kan je die 1 uurtje onder zoutwater zetten, daarna afspoelen. (Dat werkt ook voor rupsen in bloemkool of broccoli.)
Als de luizen niet bespoten zijn kan het geen kwaad er eentje mee op te eten. (Zie ook <Insecten eten>)
Lieveheersbeestjes (Coccinellidae) brengen geluk. En verslinden veel bladluizen. Ze bestaan in rood, grijs, zwart, bruin, oranje en geel, met 0 tot 24 stippen, en worden gemiddeld maar één jaar. Het zevenstippelig lieveheersbeestje (Coccinella septempunctata) is hier algemeen bekend. Er bestaan meer dan 5.000 soorten. In België komen er ongeveer 60 verschillende soorten voor. Voor de bestrijding van bladluizen werden er veel (agressievere en grotere) Chinese exemplaren ingevoerd die helaas nu als invasieve exoot onze inheemse populaties bedreigen en verdringen. Nu kan je ook larven van inheems kevertje kopen.
De larve eet 120 bladluizen per dag! Een volwassen lieveheersbeestje vreet er zo’n 100/dag, of meer dan 3000 per maand. Deze geluksbrenger beweegt zijn vleugels tot 85 keer per seconde, kan een snelheid van 60 km per uur halen en kilometers non-stop vliegen. Hij beschermt zich door zijn felle gevaar kleur, door zich bij aanraking als dood te laten vallen, en door een bittere, gele vloeistof (hemolymfe) langs de pootjes af te scheiden.
Het lieveheersbeestje legt zijn eitjes uiteraard in grote kolonies bladluizen. Voedsel voor de kleintjes. Ze voelen zich welkom in een gevarieerde beplanting met meidoorn, linde en hazelaar, brandnetels en bloemen. Ze overwinteren in kieren en spleten (en kunnen zo ook massaal binnen terecht komen). Ruim dus bladeren en stengels best niet op, ze bieden een ideale beschutting.
Wiki vermeldt voor dit insect in de Lage landen 96 streekbenamingen. In het Engels: lady bug, lady (bird) beetle.
Symptomen aantasting |
Insect |
Kleine ronde gaatjes aan blad en stengelvoet van kruidachtige plant |
Aardrups (larve van diverse nachtvlinders) |
Slordige gaten en beschadiging aan nieuwe scheuten. |
Wants |
Ronde happen uit de bladrand |
Taxuskever (gegroefde lapsnuitkever (Otiorhynchus sulcatus)) |
Verdord gras en losse zoden |
Engerlingen (larve van meikever (Melolontha melolontha) en junikever) |
Ronde kale plekken in gazon |
emelten (larve van langpootmuggen) |
De gewone oorworm (Forficula auricularia) is een insect van de orde oorwormen (Dermaptera).
Deze alleseter lust zachte plantendelen en fruit, eieren en larven van insecten, vooral bladluizen, maar ook mijten en andere parasieten. Het fruit dat ze eten is vaak al aangetast door andere insecten, barsten of ziekten.
Oorwormen zijn nachtdieren die zich overdag verbergen onder stenen, hout of in holten. Wil je ze graag als bladluis bestrijders (in fruitbomen), voorzie dan huisvesting: een omgekeerd bloempotje gevuld met stro ophangen. Ze hebben een bepaalde vochtigheidsgraad nodig om te overleven.
Mannelijke oorwormen hebben aan het achterlijf lange, gebogen tangen, vrouwtjes kleinere en bijna rechte tangen. Ze kunnen er niet mee steken of verwonden en ze bevatten geen gif.
Afstand is geen probleem, want de oorworm kan (een beetje) vliegen. Hij heeft ingenieus gebouwde, zeer dunne en half cirkelvormige, leerachtige achtervleugels die hij met de tang aan het achterlijf kan openvouwen als een waaier. Ze geraken er niet mee van de grond, maar ze kunnen wel van een hoogte naar beneden ‘vliegen’.
De vrouwtjes leggen 60 ronde, parelwitte eieren in een nest in de bovenste 5 centimeter van de bodem. De moeder likt ze regelmatig schoon om ze vrij te houden van schimmels en andere micro-organismen. Ook na het uitkomen zal ze haar jongen blijven verzorgen. Deze broedzorg is zeer ongewoon is in de insectenwereld.
Indien de moeder sterft wordt ze door haar eigen kroost opgegeten. Een kleine oorworm werpt zijn pantser 4 keer af voor hij na 70 dagen volwassen wordt.
Ondanks de Nederlandse naam is het geen worm, en ze kruipt ook niet in ons oor.
Ook deuntjes die je maar niet uit je hoofd krijgt worden oorworm genoemd. Je zou er van af raken door het oplossen van enkele anagrammen.