Hoe harder het staal hoe zachter de (slijp)steen moet zijn. Zachte stenen slijten langzaam af en leveren steeds nieuwe slijpdeeltjes.

Zachteslijpsteen

(Een mes) slijpen doe je door het lemmet heen en weer te bewegen op natte slijpsteen. Een grove om materiaal weg te slijpen (vb. bij afgebroken stukken), een matige om de snede in de juiste hoek te krijgen (een scherpe hoek van 10 graden) en een fijne om een scherpe ‘vouw ’te krijgen. Op de eerste oefen je veel druk uit, op de laatste weinig.

De resterende braam (omkrullend flintertje metaal) kan je afvegen door over een reep leer te strijken.


Een staal (aanzetstaal of zetstaal) gebruik je om de microscopisch dunne snede die vervormt door gebruik weer recht te zetten. Je haalt het mes steeds over de hele meslengte met gelijkmatige druk in dezelfde hoek over de staal alsof je er fijne reepjes af wil schillen.


Een mes met een enkelzijdige snede slijp je maar aan 1 kant, maar wel onder een scherpere hoek.


Gebruik liever geen sneldraaiende steen, want met de hitte verdwijnt de hardheid. Liever handwerk dus.

 

 

slijpHolsteenIn Zonhoven liggen 7 grote blokken verharde zandsteen. Al eeuwen. Rond 8 à 6.000 BC was er een nederzetting van prehistorische jagers. Tussen 4.300 en 700 BC is één van deze stenen als polijststeen gebruikt. Slijtsporen en sleuven laten zien waar gebruikers hun messen en bijlen slepen.


Vlijmscherp. Vlijm komt via het Latijnse phle(bo)tomus van het gelijkklinkende Oudgriekse woord voor lancet (ader-snijder).
Sommige mensen zijn zo geslepen dat ze zichzelf in de vingers snijden.
 (C. Buddingh)