gietijzer

Gietijzer is een in vorm gegoten legering van ijzer, koolstof (2,5%-6,67%), mangaan en silicium. Het wordt vervaardigd door omsmelting van ruw ijzer, samen met cokes en kalk.
Om betere treksterktes te krijgen kunnen nikkel, molybdeen en silicium toegevoegd worden aan de smelt.

 

Het vloeibare metaal wordt gegoten in vormzand. Keukenpannen en kachels zijn vaak van gietijzer.
Kleigebonden of groen (=vochtig) zand wordt gebruikt bij gietgewichten tot ±300kg.
Voor grotere gewichten gebruikt men chemisch gebonden vormzand of een "metselwerk" in een groot gat in de grond.

 

kleinelemenovenTempergietijzer wordt gemaakt door het gietstuk dagenlang uit te gloeien onder een beschermend gasmengsel, zoals stikstof, bij een temperatuur van 1.100°C. Dit zwart getemperd gietijzer is taaier dan grijsgietijzer en kan gehamerd en enigszins vervormd worden. Hiervan worden gasfittingen, sleutels, klemmen, schakels voor kettingen, zware dikwandige voorwerpen zoals motorhuizen en zware tandwielen, enz. gemaakt.
Door gietijzer uit te gloeien in een oxiderende omgeving met een temperatuur van ongeveer 1.000° C ontstaat wit getemperd gietijzer. Wit ruwijzer wordt in de staalfabriek verwerkt tot staal door het hoge koolstofgehalte onder de 2% te brengen. We noemen dat ongelegeerd staal.

Rond het einde van de 8ste eeuw waren er in Scandinavië al smeltovens voor gietijzer. De Chinezen gebruikten ze al in de 4de eeuw voor Christus. Een geregeld gebruik zien we in Europa pas na 1380.
In China waren er in de 1ste eeuw al door waterkracht aangedreven dubbelwerkende blaasbalgen voor de ijzerindustrie (1.200 jaar voor Europa)!