In de tuincultuur worden diverse gewassen, vooral groenten geteeld. (Ook sierteelt, fruitteelt, boomteelt en paddenstoelenteelt worden er onder gerekend.)

Akkerbouw of veldcultuur werkt in de open grond, grootschalige en veel machinaal (en in monocultuur). Veel geteelde gewassen zijn granen, maïs, vlas, bieten en aardappelen.
Steeds meer tuingewassen worden ook grootschalig en machinaal in akkerbouw verwerkt: prei, wortelen, bonen…

TuinVruchten die we eten zijn meestal voedselvoorraadjes die planten aanmaken om te overleven of hun zaden een overlevingspakket mee te geven: wortelen, bieten, rapen, aardappelen, appels, tomaten, noten…

Een vleeseter verbruikt ongeveer 8 x meer landbouwareaal als een veggie.
Groen voedsel dat volstaat voor 5 personen, is via de omzetting in vlees maar voldoende voor 1 persoon.

Vegetariërs zouden een beter uithoudingsvermogen hebben. Taaie rakkers.

Moes is volgens oude boeken Fyngekookte ‘groente- of vruchtenbrij’.

De oorspronkelijk algemene betekenis als ‘eten’, kromp tot ‘fijngehakt of fijngekookt voedsel, in het bijzonder van planten of meel bereid’ en later tot de niet-bereide planten. Dit is nog herkenbaar in samenstellingen als moestuin en warmoes (‘groene groente’, samenstelling van warm en moes).

tuin (Engels: town) of ‘gaarde’       (Engels: yard) is een omheinde ruimte voor aanplantingen. Oorspronkelijk sloeg het enkel op de houten omheining (en was als ‘lat’ of roede, ook een deel van een dorsvlegel). Nu bedoelt men er de gewassen mee.

Hakvruchten zijn aanvankelijk traag groeiende gewassen die daardoor vooral in een vroeg stadium concurrentie krijgen van onkruid: aardappelen, bieten, wortelen, koolraap, uien, bonen…. De intensieve onkruidbestrijding gebeurde met schoffel en hak. Door het vele hakken kregen ze hun overkoepelende naam.

Planten slaan voor een nieuw seizoen en/of nakomelingen vooral veel energie op in zaden, knollen en wortels. We kunnen groenten en tuinvruchten indelen volgens het plantendeel dat we eten. Geen idee of dat zin heeft... Het verandert soms ook. Jonge scheuten en bladeren zijn vaak eetbaar, maar de oudere niet. ≡

Knollen zijn vlezige stengel- of worteldelen. Bollen zijn ondergrondse bladeren. Een wortelstok is een horizontaal uitlopende stengel die nieuwe planten kan vormen.

  1. Wortel: peen, pastinaak, schorseneer, mierikswortel
  2. Wortelstok: gember (lisdodde,..)
  3. Wortelknol: radijs, rode biet, knolselder; crosne, aardappel en-peer, raapkool en koolraap
  4. Bolgewassen: knoflook, bieslook, ui, bulbil (broedbol)
  5. Stengelknol: rammenas
  6. Stengel: asperge spruit- en kiemgroenten
  7. Bladsteel: rabarber, selder, radijs, warmoes, raapsteel
  8. Blad: kropsla, veldsla, snijbiet, spinazie, prei ook

         Koolsoorten: bloemkool, spruiten, paksoi, spitskool, boerenkool

  1. Bloem: artisjok, bloemkool, Oost-Indische kers, madeliefje,…
  2. Zaden: granen, suikermaïs, lijnzaad, pompoen- en meloenpitten (netel, klaproos, weegbree…)

Peulvruchten: sperziebonen, tuinbonen, snijbonen, erwten, linzen

  1. Vruchten: courgette, komkommer, tomaat, paprika, pompoen

Dahlia is een topper. Alles er aan is eetbaar.

Zonnebloem eigenlijk ook. (Maar de stengel is best héél jong dan, als ‘spruit’).)

Veel gewasvariëteiten zijn in de loop der tijden verdwenen om diverse redenen.
•    Sociale invloed: mensen wilden niet (meer) geassocieerd worden met arme luiskost of boereneten,
•    economisch: een teelt werd te arbeidsintensief en/of te duur
•    technisch: sommige gewassen kunnen machinaal gezaaid of geoogst worden, andere niet.
•    Selectie of evolutie: telers prefereren soorten die bestand zijn tegen virussen, ziekten, plagen, waardoor niet resistente variëteiten verloren gaan.

Alle groenten bestaan in diverse variëteiten, vroege en late, glad of gekruld, groen(, wit) en soms ook rood. (Niet enkel voor paprika, ook voor wortelen, kool, sla, broccoli, boontje…)

Ook kleinfruit (rode bessen, braambessen, frambozen, jostabessen (zwarte x kruisbes), zwarte bessen, aardbeien, frambozen, kiwi, druiven, blauwbes, bosbes, veenbes, krentenboompje, berendruif, gele kornoelje, sleedoorn, kruisbessen, bramen,…) kan in de moestuin. Zelfs fuchsiabessen zijn eetbaar. Van de braam zijn ook jonge bladeren (salade, thee)  en de bloem eetbaar.

Vogels lusten ook bessen. En de rode kleur zien ze van ver. Je kan een overkapping met (aardbeien)netten maken. Zorg ervoor dat die overal goed dicht is, anders werkt de kap als een vogelval. Soms gaan ze er zelfs op zitten om door het net aan de vruchten te pikken.

De blauwe bosbes (Vaccinium myrtillus) is een vaste plant uit de heidefamilie (Ericaceae). De kantige twijgen zijn groen en worden hoogstens 60 cm.

De blauwe bosbes kleurt je lippen en handen blauw. Je kan ze verwerken in allerlei bereidingen.

Op een wandeling kreeg ik te horen dat de stengels groen blijven en bladgroenwerking hebben, waardoor de struik al vroeg in het voorjaar onder bladloze bomen, en nog voor de struik blaadjes heeft, toch al de fotosynthese kan starten en wat voorsprong kan nemen. Vooral in taalgebruik wordt ze nogal eens verward met de blauw(e) bes.

Gewone brem (Cytisus scoparius) heeft ook bladgroen in de takken, en kan dus ook zonder bladeren al koolzuurgas uit de lucht omzetten in suiker. Met zijn diepgaande penwortel vindt hij ook altijd water. De bloemen in de knop zijn eetbaar (salades, thee, wijn) en smaken naar milde zoete erwten. De struik is licht giftig en bevat sparteine (een chinolizidine-alkaloïde dat het hart, de bloedsomloop en de darmwerking stimuleert).

De blauwe bes (blueberry, Noord Amerikaans, ) Vaccinium corymbosum) wordt op grote schaal commercieel geteeld. Ze bloeit in trossen.

De struik kan tot 2 meter hoog worden. De bes is zoeter en heeft wit vruchtvlees en niet kleurend (afgevend, vlekken makend) sap, terwijl de blauwe bosbes rood vruchtvlees heeft en wel kleurt.

De bessen hebben net als druiven een witte waslaag. Ze zijn dikker dan de blauwe bosbes.

De rode bosbes (Vaccinium vitis-idaea, ook vossenbes - Lingonberry, Cowberry / Lingonberry/ foxberry, Mountain Cranberry), is eerder zeldzaam, maar komt hier in de Limburgse Kempen ook voor. De rode bosbes is groenblijvend (behoudt haar blad). De struikjes blijven laag. De bessen groeien per +-5 aan het einde van een stengel. Ze zijn wrang en zuur van smaak en worden vooral gebruikt voor het maken van jam of gebak. Hybriden bestaan (maar weinig).

Bosbessenkam

Een soort metalen vuilblik, handvat naar voor over het schepgedeelte geplooid, waarvan het schepvlak voor ongeveer de helft tandvormig ingezaagd is tot een kam. Er bestaan ook houten en kunststoffen modellen (bakjes).

Mijn bessenstruiken staan in een kooi, een soort volière met omgekeerde werking. Het is prettig als die ruim genoeg is, zodat je er makkelijk (rechtop) in kan om te oogsten, snoeien en wieden. En zodat de vogels die er op gaan zitten niet toch nog de vruchten kunnen beschadigen zoals dat wel gebeurt bij netten die je over de struiken hangt. In het stijvere gaas kunnen ze ook niet verstrikt raken (en sterven) zoals in een net. De fruitkooi moet uiteraard even dicht zijn als een vogelkooi. Door het kleinste gaatje kunnen ze anders binnen, en dan werkt de kooi met lekkere vruchten als een val.

Het werkt uiteraard ook tegen kippen en konijnen.

Zonder kooi zou ik geen bessen meer overhouden. Ze werden al gepikt voor ze rijp waren. Het is dus best wel een kleine investering waard.

Pitfruit (appel en peer, kweeperen, mispels, meidoorn, krentenboompje) en steenfruit (bv. pruim en kers, abrikoos, nectarine) kan op laag- of halfstam in een grote tuin ook een plaatsje krijgen.

(Fruit)bomen planten en snoeien vind je onder <Planten kweken>.)

Beginnen met een tuin(tje)
Een tuin vraagt veel werk. En wat moet je met 20 kilo radijzen? Doe het rustig aan.
Ga niet meteen 200 m² ploegen, spitten of frezen, om na een half jaar vast te stellen dat je het werk niet de baas kan. Of dat je veel te veel groenten hebt. Begin klein, met een stukje van 3 x 3 of 3 x 4 meter. Als het meevalt kan je jaarlijks wat uitbreiden met voedsel dat je veel gebruikt. Ondertussen weet je al een beetje waar je aan begonnen bent, en heb je wat ervaring met onkruiden, plaaginsecten ed. Zie ook <Zelfvoorzien op m²>

Espenblaadjes (Populus tremula) rillen en draaien hoorbaar bij ieder zuchtje wind. Het hindert hen niet: de esp is de enige boom die fotosynthese kan doen met boven en onderkant van het blad. Andere bomen gebruiken onderkant van het blad voor enkel voor de ademhaling.