Knolraap, koolraap, koolrabi en raapkool lijken op elkaar, de woorden ook, en vaak worden dezelfde benamingen voor verschillende veldvruchten gebruikt. De wetenschappelijke namen zijn meestal betrouwbaarder. Maar als je ze opzoekt vind je voor dezelfde namen vaak verschillende beschrijvingen en soms ook volledig andere afbeeldingen.

KnolraapkoolraapVan knolraap (ook meiraap, meiknolletje, knol of raap) (Brassica rapa) kan je de bladeren koken als spinazie. De meestal paarswitte knollen zijn kleiner dan koolraap. Het jonge loof noemen we raapstelen (ofwel bladmoes). Het is een voorjaarsgroente. De knollen afborstelen, eventueel schillen, en koken, frituren of in salades gebruiken. Knolraap werd voor de komst van de aardappel veel gebruikt, nu nog weinig. Hij groeit zeer snel, kan vanaf april ter plaatse gezaaid en al na 6 weken geoogst worden.

Koolraap is waarschijnlijk een kruising tussen kool (Brassica oleracea) en knolraap (Brassica rapa). Ze lijken erg op elkaar, en zijn onder de zelfde benaming (knolraap of raap) gekend.


Typische verschillen:
gewicht - de koolraap kan per stuk een kilo wegen, knol- of meirapen zijn kleiner;
kleur - de als groente verkochte koolraap is oranjegeel van binnen met een ruwe groengele schil, de meeste meirapen zijn wit, (maar niet altijd!);
groei - de wortelknol van de koolraap vormt zich bovenin de penwortel, bij de meiraap is ook de aansluitende stengelbasis verdikt;
teelt: koolraap kan je verplanten, rapen niet;
seizoen - de koolraap kan goed tegen kou en is een typische wintergroente, de meiraap is een vroege groente.

Bij raapkool (of koolrabi, Brassica oleracea var.Gongylodes) zit de verdikte stengel boven de grond. Bij koolraap onder de grond.

Het jonge blad van koolraap (Brassica napobrassica, kruisbloemenfamilie ) wordt 'snijmoes' of 'snijkool' genoemd en wordt eveneens gegeten. Koolraap heeft een ronde wortel waar bovenop de bladeren centraal samen staan.
De knollen kunnen bij 1 °C tot zes maanden voor mens en dier bewaard worden. De knollen worden geschild en in staafjes gesneden, gekookt of gestoofd gegeten. Ze hebben een zoetige smaak.

De stoppelknol (ook stoppelrapen, herfstrapen of knolgroen), werd vroeger (vanaf juni en) veel in augustus na de graanoogst gezaaid en vers van oktober tot en met december aan het vee gevoerd. Ze werden ook rauw, als een appel gegeten en in salades.
Raapzaad leverde smout: de belangrijkste inlandse olie voor consumptie en verlichting.
Als veevoer waren de knollen ook te proeven in boter, deze ‘herfstboter’ werd zeer gewaardeerd. Je kan ze ook inkuilen.
Variëteiten zonder knol worden nu als groenbemester gezaaid.

Koolrabi( Brassica oleracea L. gongylodes L. cruciferae) is familie van bloemkool en dus een kool, geen raap. De knol is een stengel die boven de grond verdikt tot een platronde knol waarop verspreid de bladeren ingeplant staan.
Er zijn variëteiten van lichtgroen tot paarsachtig. (Ook vaak raapkool genoemd. Dit zou volgens sommige bronnen een kruising tussen wilde kool en wilde biet zijn.)


(Bij het aankopen van zaad worden koolrabi, koolraap, groenbemester en knolraap vaak verward.)

Brassica rapa: raapzaad en knolraap, ook raapstelen
Brassica rapa var. Majalis: meiraap
Brassica rapa var. Napus: koolraap, koolzaad
Brassica rapa subsp. Oleifera: raapzaad, oliehoudend
Brassica rapa var. Rapa: stoppelknol
Brassica rapa var. Rapifera: tuinraap
Brassica oleracea var. caulorapa, synoniem: Brassica oleracea var. gongylodes: koolrabi  (ook vaak raapkool genoemd. Een rabbi is een rabbijn of Joodse leraar.))

Brassica nigra: zwarte mosterd
Brassica (rapa subsp.) pekinensis : Chinese kool
Brassica oleracea var. Botrytis: bloemkool
Brassica oleracea Gemmifera Group: spruitjes