Voor sommige groenten en kruiden is het zonde ze te rooien als je wil oogsten. Je kan er beter, telkens je wat wil gebruiken, een deeltje van oogsten en de plant laten hergroeien.
De (meerjarige) asperge (Asparagus officinalis subsp. officinalis) blijft scheuten vormen. Die worden geoogst vanaf de tweede donderdag van april tot 24 juni (St. Jan). Daarna wordt de plant met rust gelaten om haar weer op kracht te laten komen en te groeien.
Als je rabarberstengels (Rheum rhabarbarum) plukt komen er weer nieuwe. Van selder(ij) kan je telkens de buitenste bladeren en stelen wegnemen. En dat kan eigenlijk ook bij sla. Zelfs bij kool. Niet enkel het blekere en zachtere hart is eetbaar.
Oogst en gebruik altijd eerst de oudste, buitenste bladeren. En laat een kern van jonge blaadjes intact zodat de fotosynthese kan doorgaan.
De meeste slasoorten, niet de kropsla maar vooral losbladige rassen, kan je als pluk en snijsla gebruiken. Rucola of raketsla (Eruca sativa) en radicchio (roodlof of radicchio rosso, Cichorium intybus var. foliosum) zijn zeer geschikt om regelmatig enkel de buitenste bladeren te plukken, en het centrum te bewaren zodat het blijft groeien.
Veldsla (Valerianella locusta) is nog zo een kampioen waar je zelfs in de winter plezier van hebt. Nooit de hele plant rooien, maar gewoon blijven blaadjes plukken of snijden.
Het blad van rode bietjes (Beta vulgaris subsp. vulgaris var. ruba) kan je eten, vooral als het nog jong is. Als je de bieten kweekt voor de wortels moet je niet teveel blad oogsten van één plant. Zo heb je er dus (meer dan) twee maal plezier van.
Zuring (Rumex) is een vaste plant waarvan vroeg in het voorjaar al kan geoogst worden. Als je verhindert dat er een centrale zaadstengel uitschiet door regelmatig te knippen, kan je er lang gebruik van maken.
Van andijvie (Cichorium endivia) (vooral losbladige soorten) kan je regelmatig plukken. In extreme gevallen volstaat het dat je enkele scheutjes laat staan. Het is dan ook familie van witlof, dat helemaal volgens dit principe geteeld wordt.
Paardenbloem (Taraxacum officinale) kan je dank zij zijn lange penwortel blijven oogsten. Hij blijft bijna onuitroeibaar terugkomen.
Mosterd-blad of blad-mosterd (Brassica juncea) is eigenlijk ook een koolsoort, waarvan het blad prima in gerechten (salades of gekookt) te gebruiken is. Je kan de plant regelmatig (gedeeltelijk) kaalplukken.
Mizuna (Brassica rapa var. Nipposinica, ook te vinden als Brassica juncea var. japonica) is een decoratieve Japanse groente met een zachte, maar toch pittig gepeperde mosterdsmaak. Ze vormt in een lang groeiseizoen een grote rozet van fijne, sterk ingesneden donkergroene blaadjes met witte stelen. Deze mosterdkool is zeer koude resistent en bruikbaar in een gemengd slaatje of gestoomd zoals andere bladgroenten (soep, stamppot,..)
Van boerenkool (Brassica oleracea ) volstaan een paar bladen om als groente bij een gerecht te serveren. En hij blijft na een plukbeurt snel groeien, en kan zelfs de winter trotseren.
Pak Choi (Brassica rapa var. chinensis) ziet er uit als een kruising tussen witlof en kool. Meestal wordt de krop geoogst, maar je kan die ook systematisch, telkens je wat wil gebruiken, ontmantelen. Zo kan je er meer en langer van gebruiken.
Veel kruiden hebben weinig problemen met een geregelde knipbeurt. Koriander (Coriandrum sativum) hoort daar bij, maar ook bieslook (Allium schoenoprasum), tijm (Thymus vulgaris), peterselie (Petroselinum crispum), kervel (Anthriscus cerefolium). Basilicum (Ocimum basilicum) kan je zorgeloos plukken en knippen. Hoe meer toppen je wegknijpt, hoe uitbundiger hij groeit. Een kampioen in deze soort.
Planten zonder bladgroen?
De spookplant, spookpijp of Indiase pijp (Monotropa uniflora, Azië, Amerika) lijkt wat op een zwam, maar is een lid van de bosbessenfamilie. Ze is wasachtig wit, maar heeft vaak zwarte vlekjes of bleekroze tinten. De Indian Pipe heeft geen chlorofyl en doet dus niet aan fotosynthese om energie te produceren en te groeien. Ze kan dus leven in de donkerste bossen omdat ze parasiteert (mycoheterotroof) op specifieke Russula-paddenstoelen.
De grootte varieert van 5 tot 30 cm, met sterk gereduceerde bladeren van 5 tot 10 mm. De stengels hebben een enkele bloem, een hangende kelk van 10-20 mm, met 3-8 doorschijnende bloembladen.
Er zijn meer dan 3.000 soorten niet-fotosynthetische planten. Deze achlorofiele (zonder bladgroen) vormen zijn epiparasitisch. Slechts één soort komt van nature voor in Europa: de spookorchis (Epipogium aphyllum).
Voorbeelden van parasitaire planten zonder bladgroen zijn de Bremraap (Orobanche), de paarse schubwortel (Lathraea clandestina), warkruid (Cuscuta europaea).