Samenlevingen wisselen diensten en goederen uit op basis van een universeel ruilmiddel waaraan een waarde wordt toegekend: geld. Die waardebepaling kan schommelen, evolueren en crashen.

crisisWe spreken van een financiële crisis als het vertrouwen in financiële instellingen en/of de waarde van geld snel daalt.
Een beurscrash is een plotselinge sterke daling van de koersen van veel aandelen op de effectenbeurs.
(Iedere slechte dag op de beurs wordt zwart genoemd. Er zijn er meerdere, voor elke weekdag. Voor de beurs is het meestal een Maandag. Zelf heb ik soms ook wel eens een zwarte maandag…)

In 1929 begon in New York de eerste beurscrash met wereldwijde gevolgen: de Grote Depressie. In de voorgaande hoogconjunctuur werden aandelen in bedrijven door beleggers steeds verder de hoogte in gespeculeerd, zonder voeling met de economische realiteit.
Op Zwarte Donderdag 24 oktober 1929 begon een koersdaling, gevolgd door paniekverkopen (iedereen wil nog snel zoveel mogelijk incasseren voor het te laat is) en een instorting. Pas in 1954 kwamen de koersen weer op het niveau (381,17) van 1929. Armoede, werkloosheid en honger waren het gevolg.

Na WO II werd de dollar gekoppeld aan de waarde van goud. Met deze goudstandaard werd het uitgegeven geld gedekt door een tegenwaarde aan edelmetaal, dat voor de US in Fort Knox bewaard werd. Een ounce goud stond gelijk aan 35 dollar. Zo werden de wisselkoersen gestabiliseerd en werd de dollar de (wereldwijde betaal)standaard. De liquiditeit vertegenwoordigde een echte waarde in goud en zilver.
De legendarische goudkluis in Fort Knox, Kentucky, werd in 1936 gebouwd.
Ondertussen zijn er diverse beweringen dat er in de kluis maar een fractie van het goud meer aanwezig is. Die zijn nooit overtuigend tegengesproken of weerlegd. Integendeel.
In maart 1973 werd de dollar door Nixon van het goud ontkoppeld. Zo dwong Amerika de rest van de wereld over te stappen op zwevende wisselkoersen.

Op vrijdag 16 oktober 1987 sloot de Dow-Jones index, de Amerikaanse beursgraadmeter, 4,6 procent lager. Op Black Monday, 19 oktober 1987 gingen koersen plots en sneller lager, de ene beursindex sleurde de ander mee in een neerwaartse spiraal. Honderden supercomputers en algoritmes van honderden beleggers kunnen in een microseconde op beurzen waar dan ook ter wereld duizenden transacties doen. Dit rekenkundig winst genereren heeft geen enkele toegevoegde waarde. Het misbruikt enkel de toegevoegde waarde die anderen verondersteld worden te zullen gaan leveren. Elektronica en geldhonger draaien het systeem in de vernieling, dat er zelf de dupe van wordt.

De crisis vanaf 2007 begon met een stagnerende huizenmarkt in de Verenigde Staten waar in obligaties verpakte bundels van (twijfelachtige) hypotheken in het laagste segment (subprime) snel waarde verloren. Hierdoor kwamen financiële instellingen in de problemen.
Amerikanen kon de maandelijkse hypotheeklasten niet langer betalen, hypotheekbanken kwamen op of over het randje van een faillissement.
Ook dichterbij is er sprake van een huizen zeepbel. De verhouding tussen spaargeld en hypotheken is in Nederland 200%. Er worden leningen van 7 tot 9 X het jaarinkomen afgesloten.
In Nederland staat 120% van het inkomen uit aan hypotheken, in de VS is dat 90%.

In 2008 kelderden de effectenbeurzen wereldwijd door de gevolgen van de kredietcrisis. Banken falen. Het dieptepunt van de kredietcrisis lijkt het omvallen van Lehman Brothers op 15 september 2008. Meerdere Amerikaanse banken komen daarna ook massaal in de problemen. In de Benelux werd bank-verzekeraar Fortis door nationalisatie van de ondergang gered. Koersen daalden wereldwijd met tientallen procenten.

Begin 2010 verandert de crisis van thema: de overheidsschulden. Dit leidde in april 2010 tot een crisis rond Griekse overheidsfinanciën. Ook Portugal, Spanje, Italië, België dreigen in een financiële of eurocrisis te komen.

Het feit dat 1% van de rijkste mensen steeds rijker wordt door speculatie, leidt in de US en de EU tot demonstraties van de Occupy beweging die voor de 99% anderen wil spreken.

De onbetaalbaarheid van staatsschulden die regeringen zijn aangegaan om banken te ´redden´ na hun onverantwoord speculatief gedrag en fictief kapitaal, en vooral de graaicultuur waarin topmensen zich torenhoge bonussen uitkeren worden scherp op de korrel genomen.

Speculatie is een transactie die bedoeld is om winst te maken door (het recht op aankoop van) goederen snel te verkopen of terug te kopen. Meestal is er enkel fictieve handel.
Uit winstbejag wordt er steeds meer gehandeld in dingen waarvan de waarde fictief en of irreëel is (aandeel, modekleding, merkwagen, huis, grond). Levensnoodzakelijke dingen als ruimte, gezonde voeding en water, gezondheid worden zwaar ondergewaardeerd. Door wie het (in overvloed) heeft.

Gages voor topsporters, artiesten, managers en politici steken schril af tegen die van productieve werkers die voedsel kweken, kleding of auto’s maken. Zorgen voor basisbehoeften wordt lager gewaardeerd dan luxe; ideëel goed (patent, imago, naam, design, data) wordt hoger gewaardeerd dan tastbaar materiaal (erts, hout, rijst). Gebakken lucht is duurder dan goud.
(Gebakken lucht: blabla, loze beloften, opgeklopte praat met weinig inhoud.)

Geld bestaat niet. Of maar gedeeltelijk. Enkel als cijfertjes op papier, in een boekhouding of een computer. Als eigenaars de waarde achter de cijfers als geld zouden willen ophalen, zou iedere bank al heel snel de deuren moeten sluiten. Dat geld is er gewoon niet. Het is fictief.

Spaargelden die een Nederlandse bank heeft zouden doorgaans 6 x uitgeleend worden. Dit staat bekend als fractioneel bankieren. Er is maar een klein deel gedekt door echte waarde (deposito) en veel van dit ‘geld’ is gebakken lucht.

Banken maken winst door geld dat niet bestaat uit te lenen aan meerdere gebruikers, en de rente daarop te incasseren. Vroeger werd het vragen van rente op leningen 'woekeren' genoemd. Er stonden zware straffen op, zelfs de doodstraf. Iedere vorm van geld verdienen enkel door het te bezitten werd gezien als parasitisme of diefstal. Er is in de rooms-katholieke kerk tot in de negentiende eeuw een renteverbod: dat is maaien waar je niet gezaaid hebt.
Deut. 23:19. Lactantius in 310: “Als een christen geld leent, mag hij geen rente terug ontvangen, want meer terug ontvangen dan hij heeft gegeven is onrechtvaardig”.
Meerdere godsdiensten vinden lenen tegen rente verwerpelijk en verboden het.

Er is geen redmiddel om de enorme zeepbel aan fictief kapitaal om te zetten in reëel kapitaal. Het systeem lijkt enkel nog te kunnen crashen.

The sky is the limit. Inderdaad: hoe hoger, hoe ijler. Daarboven rest enkel nog zweven, zonder basis of voeten aan of op de grond.

Niemand weet waar het kan eindigen. Als de nood aan de man komt, heb je beter een kelder vol voedselvoorraad en water, dan vol geld en goud. Misschien zal een stukspattende geld- en effectenzeepbel ons dwingen terug te keren naar basiswaarden en eenvoudiger, eerlijker leven.

De radicaal-linkse Sloveense filosoof Slavoj Zizek (1949) inspireerde de Occupy-beweging met veel vragen en weinig antwoorden over het failliet van het kapitalisme. 'Geef ons perspectief', zeggen ze. 'Toon ons licht aan het einde van de tunnel'." "Dan zeg ik: er is altijd licht aan het einde van de tunnel. Maar meestal is dat van een andere trein die op je afstormt."

The American Way of Life moet plaats maken voor een duurzame wereld, geen groei in kapitaal en economie, maar in ecologie…

Alleen de armen zullen andere armen helpen
(Frank Hardy)
Als mensen bankiers beroven krijgen ze straf.
Als bankiers mensen beroven krijgen ze een bonus. (??)
Armen zijn mensen als wij, behalve dat ze geen geld hebben
(Coluche)
Armoede is geen schande, maar de schuld van de vorige regering
(Van Kooten & De Bie)
Het enige geld waar je plezier van hebt is het geld dat je opdoet.
(Jan Schodts)
Je moet het geld nemen waar het zit: bij de armen.
Akkoord, ze hebben niet veel,
maar er zijn veel armen.
(Aphonse Allias)