Zijde is hier ook niet zelf te voorzien. Zijde is een natuurlijke eiwitsubstantie die wordt afgescheiden door bepaalde insecten en stolt bij contact met de lucht. Het is vergelijkbaar met spinrag. Chemisch gezien lijkt zijde sterk op wol. Maar zijdedraad is veel fijner en gladder.

zijdeZijde is een slechte warmtegeleider en voelt warm in de winter en koel in de zomer. Zijde kan 30 tot 40% van haar gewicht aan vocht opnemen zonder nat aan te voelen. Zijde is sterk en elastisch en kreukt bijna niet.
De zijdevlinder (Bombyx mori) komt oorspronkelijk uit Assam en Bengalen (Noordoost-India). De huidige gedomesticeerde vlinder kan niet meer vliegen en bij gebrek aan monddelen ook niet eten. In haar korte leven (7 dagen) legt ze 300 tot 500 gele eitjes, zo groot als een speldenknop.
Na 20 dagen komen uit deze eitjes kleine rupsjes, die de volgende 25 dagen van hun leven hoofdzakelijk eten. De zijderups is een heel moeilijk eter. Hij wil enkel jonge bladeren van de Witte Moerbeiboom (Morus alba). In die tijd worden ze circa 10.000 keer zwaarder en 10 centimeter lang.
Dan stoppen ze met eten en weven in twee tot 4 dagen een cocon om zich heen.
Als na 20 dagen de vlinders uit de cocons kruipen begint de cyclus opnieuw.


Na 10 dagen wordt de ontwikkeling van de pop afgebroken door haar met stoom te doden. Bij het uitbreken zou ze anders de cocon en de draden beschadigen. Door de cocons in warm water te weken wordt de lijmlaag verwijderd die de cocons bijeen houdt. Daarna kunnen ze worden afgewikkeld. Een goede cocon levert één lange draad van tussen de 300 en 900 meter op van ongeveer 10 micrometer dik. Ongeveer 5.000 van deze cocons zijn nodig om 1 kilogram zijde te maken. Acht à tien van deze hele dunne draadjes samengevoegd, vormen een draad sterk genoeg om tot garen te kunnen spinnen.
Er zijn ongeveer 2.000 zijderupsen nodig om één pond zijdedraad te produceren en dit is genoeg om één jurk te maken. Voor de productie van 10 kilo zijde is 1.200 kilo moerbeibladeren nodig.

Van zijde uit de spinklieren van de rups wordt chirurgisch garen vervaardigd, genaamd poil de Messine.
Zijde wordt ook gebruikt voor boogpezen en snaren van muziekinstrumenten.
Zijdedraad heeft een treksterkte van 5.200kg/cm2.

Tussah of tassar zijde of wildzijde (ook wilde zijde) komt van ‘wilde’ larven van verschillende soorten zijderupsen van het geslacht Antheraea. Zij leven op verschillende boomsoorten als Terminalia- soorten en Shorea robusta (sal-boom), jamun (pruim) en (Japanse keizer)eik in China en India. De cocons zijn minder wit (geel/bruin) en de zijde grover. Elke rups spint ongeveer 500-600 meters zijdedraad.

De zijde wordt gebruikt voor zwaardere, gekleurde, stoffen als gordijnen, kussens maar ook de Indiase sari (laken als jurk gewikkeld).

Plantaardige zijde bestaat: lotuszijde 

Van de lotusbloemen werden de zaden geoogst als voedsel. Van de stengels kan zijde gemaakt worden. De bloemen worden verbouwd en geoogst in de drijvende dorpen van Inle Lake in Myanmar (en tegenwoordig ook nog in Cambodja en Thuan in Vietnam). De stelen worden geknakt, en beide delen met een in tegenovergestelde richting draaiende beweging uit elkaar getrokken. Dit legt de ragfijne cellulosedraden bloot en twijnt ze. De vezels worden dan op houten tafels samengerold tot één draad. Daarna worden ze gewassen en gedroogd. Het extractieproces moet binnen 24 uur na het oogsten worden uitgevoerd. De stengels van volwassen lotusbloemen leveren de sterkste en mooiste draad, maar als ze te oud zijn, is de draad moeilijk te verwijderen en af ​​te snijden.

De productie is zo delicaat dat dit niet machinaal kan gedaan worden.

Voor een halve meter draad zijn vijf lotus stengels nodig. Voor een grote sjaal is de draad van ongeveer 9.200 stengels nodig, en het zou ongeveer twee maanden duren voordat een arbeidster die voltooid heeft. Er zijn 32.000 stengels nodig voor een lap weefsel van één meter.

Lotuszijde heeft dus een heel arbeidsintensief proces dat een zeer zeldzaam en exclusief materiaal oplevert. Vaak wordt het ook met gewone zijde gemengd. De stoffen zijn extreem duur.

‘Wat zei de rups? Doe niet zo duur, zijderups!’
(Rob Van Vuure)