Wat is het verschil tussen granen, tussen tarwe en rogge, of haver en gerst?
Een eenvoudige vraag. Dacht ik. Het antwoord blijkt niet eenvoudig.
Een boer die tarwe zaait, weet dat er tarwe op zijn veld staat. Dat stond op de verpakking van het gekochte zaad. Maar als we op een kruispunt bij vier korenvelden staan, kan je dan zien welk soort graan er groeit?
Een zoektocht op het internet levert veel verschillen: in opbrengst, bemesting, gebruik, eiwitgehalte, samenstelling, mineralen en geschikte gronden.
Plantengidsen en flora geven enkele botanische verschillen.
Gecontacteerde landbouwingenieurs en universiteitsprofessoren houden het bij
- een (te?) complexe zaak,
- verschillen zijn niet steeds duidelijk,
- verwarring mogelijk door winter-, zomer- en tussensoorten,
- onduidelijk door vele kruisingen en tussenvormen, rassen en soorten.
En daar sta ik dan als leek in het veld, en weet nog steeds niet welk graan er voor mijn neus staat.
De poging om wat licht in de duisternis te brengen wordt dan een hele uitdaging.
Het ontstaan van de landbouw evolueert samen met het verbouwen van granen: eenkoorntarwe in het Midden-Oosten en Europa, rijst in Azië, maïs in Amerika en gierst in Afrika.
Door een spontane kruising tussen twee diploïde wilde tarwesoorten (met 14 chromosomen) ontstond de vruchtbare emmertarwe (tetraploïde, met 28 chromosomen).
Gedomesticeerde emmer duikt voor het eerst in Tell Aswad, Syrië op rond 9.220 à 9.000 v.Chr.
Wilde eenkoorn (Triticum monococcum subsp. boeoticum) zou rond 9.000 v.Chr. evolueren tot eenkoorn (Triticum monococcum subsp. monococcum).
Wild geitenooggras (Aegilopsis speltoides) kruiste met Urartutarwe (Triticum urartu) tot wilde emmer (Triticum turgidum subsp. dicoccoides) dat gedomesticeerd werd tot emmer (Triticum turgidum subsp. dicoccum). Dit evolueerde tot macaronitarwe (Triticum turgidum subsp. durum). Deze, opnieuw gekruist met wild geitenooggras, leverde rond 6.000 v.Chr. spelt (Triticum aestivum subsp. spelta) en evolueerde tot broodtarwe (Triticum aaestivum subsp. vulgare).
Dankzij het grote zaad met veel reserves kennen ze een snelle groei en overschaduwen andere gewassen.
Gedomesticeerde planten hebben voor hun voortplanting de mens nodig (kruisen, zaaien, oogsten, verspreiden). Eigenschappen om in het wild te overleven gingen verloren. En door de manier van zaaien, oogsten en bewaren bleven andere kenmerken behouden.
Hans Vermeulen heeft voor Natuurpunt een cursus ‘Over oude en nieuwe graangewassen’ samengesteld. Het beste en meest uitgebreide wat ik op dit vlak heb kunnen vinden. Ik heb me grotendeels hierop gebaseerd om (met het blote oog) onderscheidende kenmerken in een overzicht te plaatsen. Omdat zijn werk me zeer degelijk overkomt heb ik me, als ik tegenstrijdige informatie tegenkwam (vb. aantal nerven per kafje), op zijn info gebaseerd.
Om de granen als gewas te onderscheiden is het nodig de kenmerkende onderdelen van de plant te kennen.
Graan is de verzamelnaam voor de vruchten van eenzaadlobbige cultuurgewassen uit de familie van de grassen (Gramineae of Poaceae).
De bladen zijn net als bij gras lang, smal en parallelnervig. In de lengte van het blad lopen vaak ribben.
Het blad begint op een verdikking van de stengel: de knoop. Het onderste deel van het blad vormt een koker rond de stengel, de bladschede. Hoger wordt deze omsluiting minder dicht, aan de randen van de schede kan een vlies gevormd zijn.
Het tweede deel, de bladschijf, staat los van de stengel. (Bij het bovenste blad van de stengel heet dit het vlagblad.) Op de overgang van bladschede naar bladschijf zie je vaak een krans van haartjes of een vliesje, het tongetje of ligula. Ook een kraagje of uitstulpende oortjes komen hier voor.
Kenmerkend onderdeel van de bloeiwijze van grassen zijn de aartjes.
Een aartje kan één of meer bloemen hebben (met stamper, meeldraden en (graan)vruchtjes).
De onderste (buitenste) twee blaadjes van een aartje heten de kelkkafjes. Die kunnen een aartje helemaal omsluiten. Als dat niet zo is, staan de achtereenvolgende blaadjes van het aartje dakpansgewijs. Een scherpe kielvorm noemen we gekield.
Dan volgen twee schubjes, de kroonkafjes.
Het eerste (onderste) schubje (kroonkafje) aan de as van het aartje is het lemma, dun en stevig.
Het volgende schubje is de palea, vaak vliezig en slap.
Aan de top van het lemma hebben veel grassen een lange spriet, de doorlopende middennerf of kafnaald.
De aartjes zitten per 1 tot 3 op tanden om het verlengde van de grasstengel, de onvertakte aarspil. Vaak zitten de aartjes in twee rijen langs de aarspil.
Granen kunnen groeien in aren (tarwe, rogge en gerst), pluimen (gierstkorrels en haver), kolven (maïs). ( of vruchtjes: boekweitkorrel, is eigenlijk geen graan).
Bij de rijpe, zware aar van tarwe buigt wel de basis, de stengel, maar de aar zelf niet. Bij gerst maakt de aar wel een curve. Bij gerst is de vrucht vergroeid met de omhullende kafjes.
Gezien er zoveel verschillende soorten granen bestaan is het onmogelijk ze allemaal in 1 tabel te gieten. Ik beperk me tot de hier meest voorkomende.
Om het overzichtelijk te houden, en omdat mijn kennis van websites en tabellen onvoldoende is om ze overzichtelijk te presenteren, splits ik ze in tarwe met aanverwanten, en tarwe versus andere soorten.
Tabel tarwe
|
Tarwe |
Eenkoorn |
Emmer(tarwe) |
Harde tarwe |
Kamut |
Spelt |
|
Triticum |
Triticum |
Triticum |
Triticum |
Triticum |
Triticum |
|
Aestivum |
monococcum |
dicoccum |
durum |
turgidum |
spelta |
aar |
<20x langer dan breed |
|
|
|
|
>20x langer dan breed |
aarrijen |
2 |
|
|
|
|
|
aarspil |
kaal, buigzaam |
breekbaar |
breekbaar |
buigzaam |
buigzaam |
zeer breekbaar |
aartje |
ruglings ingeplant |
ruglings ingeplant |
ruglings ingeplant |
ruglings ingeplant |
ruglings ingeplant |
ruglings ingeplant |
|
|
|
|
|
|
|
bloem |
2 à 7 |
|
|
|
|
|
graan vrucht |
2 à 7, grof, rijpt goud-bruin |
meestal 1, <10 mm |
2 |
4 à 5 grote |
4 à 5 grote |
4 à 5 middelgrote |
|
|
|
|
geen melige smaak |
melige smaak |
|
kelkkafje |
<= 2x zo lang als breed |
|
|
|
|
|
|
zwak gekield, 1 à 2 nerven |
gekield, 2 nerven, 1 sterker ontwikkeld |
gekield, 1 nerf |
gekield, 1 nerf |
gekield, 1 nerf |
zwak gekield, 1 nerf |
|
ongelijke helften |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
+- evenlang als kelkkafjes |
korter dan kelkkafjes |
|
kroon kafje |
losstaand van de vrucht |
minstens deel met vrucht vergroeid |
minstens deel met vrucht vergroeid |
losstaand van de vrucht |
losstaand van de vrucht |
minstens deel met vrucht vergroeid |
|
rijp: splijt niet in 2 ongelijke helften |
rijp: splijt in 2 ongelijke helften |
rijp: splijt in 2 ongelijke helften |
rijp: splijt niet in 2 ongelijke helften |
rijp: splijt niet in 2 ongelijke helften |
rijp: splijt niet in 2 ongelijke helften |
naald |
lang |
|
|
zwart, tot 20cm |
groen bruin, tot 15 cm |
|
stengel |
|
|
|
|
|
|
bladschijf |
kaal |
|
|
|
|
|
tong |
|
|
|
|
|
|
oortjes |
ijl behaard |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
genoom |
AABBDD |
AA |
AABB |
AABB |
AABBDD |
AABBDD |
|
2n = 42 |
2n = 14 |
2n = 28 |
2n = 28 |
2n = 28 |
2n = 42 |
|
Tarwe |
Eenkoorn |
Emmer (tarwe) |
Harde tarwe |
Kamut |
Spelt |
Tabel granen
|
Tarwe |
Rogge |
Triticale: tarwe x rogge |
Gerst |
Chevalier gerst |
Haver |
Gierst |
|
Triticum |
Secale |
X Tritico secale |
Hordeum |
Hordeum
|
Avena |
Panicum |
|
Aestivum |
cereale |
|
vulgare |
distichum |
|
|
aar |
<20x langer dan breed |
|
overhangend |
|
|
pluim |
|
aar rijen |
2 |
2 |
|
|
|
|
|
aarspil |
kaal, buigzaam |
|
|
|
|
|
|
aar tje |
ruglings ingeplant |
ruglings ingeplant |
|
per 3 op ieder zijsteeltje van aarspil, dus 6rijig! |
2 rijig, enkel de middelste van 3 bloemen maakt een vrucht |
+2 cm |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
bloem |
2 à 7 |
2 à 3 |
steriel in de top van het aartje |
1 |
|
3 |
2 |
graan vrucht |
2 à 7, grof, rijpt goud-bruin |
2 à 3 |
|
spits, rijpt geel-wit |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
kelk kafje |
<= 2x zo lang als breed |
>2,5x langer dan breed |
breed en afgerond |
|
|
|
>onderste, tot bovenkant aartje |
|
zwak gekield, 1 à 2 nerven |
gekield, 1 nerf |
|
|
|
|
|
|
ongelijke helften |
gelijke helften |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
kroon kafje |
losstaand van de vrucht |
|
|
vergroeid met vrucht |
|
> 2 cm, gevorkte top |
|
|
rijp: splijt niet in 2 ongelijke helften |
|
|
|
|
|
|
naald |
lang |
lang |
zeer lang |
lang, plat |
|
halfweg geknikt |
|
sten gel |
|
onderzijde (gedeel telijk) behaard |
|
|
|
|
|
blad schijf |
kaal |
|
|
|
|
|
|
tong |
|
|
|
|
|
|
ontbreekt, of behaarde rand |
oor tjes |
ijl behaard |
kaal, soms ontbrekend |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
ge noom |
AABBDD |
AA |
AABBDD(EE) |
meerdere |
meerdere |
meerdere |
meerdere |
|
2n = 42 |
2n = 14 |
2n = 42 (56) |
meerdere |
meerdere |
meerdere |
meerdere |
|
Tarwe |
Rogge |
Triticale: tar x rogge |
Gerst |
Chevalier gerst |
Haver |
Gierst |
Verbeteringen, aanvullingen of een goede identificatie flowchart zijn zeer welkom!