Er zijn complexe koolhydraten (zetmeel, zoals aardappelen, volkoren rijst of pasta, …) en de enkelvoudige koolhydraten, waaronder de natuurlijk suikers (vb. in fruit) en de toegevoegde suikers. Suikers zijn koolhydraten, maar niet alle koolhydraten zijn suikers.

Ongeraffineerde volle graanproducten, groenten en fruit zijn de beste bronnen van koolhydraten. Zij bevatten naast vezels, mineralen, vitaminen, proteïnen en vet ook andere waardevolle voedingsstoffen als antioxidanten en fyto-oestrogenen.

koolhydraten

Wat zijn de verschillen tussen koolhydraten, suikers en sacharose?

Monosachariden of enkelvoudige suikers zijn glucose, fructose, ribose en galactose. Koolhydraten (Cn(H2O)n, ook suikers of sachariden genoemd, zijn chemische verbindingen van koolstof-, waterstof- en zuurstofatomen waarbij de waterstof- en zuurstofatomen in een verhouding 2:1 voorkomen. Ook met andere atoomtypen en andere verhoudingen. De samenstellingen gaan van eenvoudige stoffen als glucose (druivensuiker) tot complexe polymeren als cellulose  en zetmeel.

Zij kunnen per 2 aan elkaar gekoppeld worden tot dissachariden als sacharose, maltose (moutsuiker) en lactose.

Lactose (melksuiker): bestaat uit

  • galactose (C6H12O6) en glucose (of dextrose, C6H12O6)
  • sacharose(gewoon suiker): glucose en fructose C6H12O6

Raffinose (uit bonen): galactose, glucose en fructose.

Enkele tientallen bouwstenen (monosachariden) kunnen dus vele duizenden combinaties maken, ook door de verschillende manieren waarop ze aan elkaar zitten.

Langere koolhydraten heten oligosachariden (2-10 bouwstenen) en polysachariden (10-10.000 bouwstenen). Polysachariden zijn macromoleculen bestaande uit lange ketens sachariden als cellulose, zetmeel, pectine en glycogeen.

De meeste losse bouwstenen en korte oligosachariden (2-4 bouwstenen) worden suikers genoemd. Ze zijn over het algemeen zoet. De zoetheid hangt af van de ruimtelijke structuur, die op de smaakpapillen moet passen, en dus van de combinatie van bouwstenen. Suikers kunnen snel in energie worden omgezet, omdat zij nauwelijks meer verteerd moeten worden.

 

Het advies: vermijd snelle koolhydraten, verwijst naar de snelheid waarmee die in het bloed worden opgenomen. Die wordt weergegeven in glycemische lading (GL) en de glycemische index (GI). Een hoge index betekent  veel snelle koolhydraten.

Druivensuiker (glucose) wordt razendsnel opgenomen in je bloed en zetmeel uit volkorenbrood moet eerst nog helemaal afgebroken worden.

Wat snel en hevig energie geeft (bv glucose), is vaak ook snel opgewerkt.

KH

z

   

(Enkelvoudige)  suikers

Monosachariden

(1 molecule)

Glucose (druivensuiker: vruchten, honing))

Fructose (vruchtensuiker: honing, fruit, groenten))

Galactose (melkproducten, suikerbieten)

Ribose, …

Sorbitol, xylitol, lactitol e.a. polyolen

Disachariden

(2 moleculen)

Sucrose of sacharose (riet- en bietsuiker: glucose + fructose)

Lactose (melksuiker)

(glucose + galactose)

Maltose (moutsuiker)

(glucose + glucose)

Trehalose, …

Meervoudige (suikers)

Oligosachariden

(3 tem 9 moleculen)

o.a. fructo-oligosachariden,

raffinose,

maltodextrine

 

Polysachariden

(10 en+ moleculen)

Plantaardig

zetmeel (amylose, amylopectine)

 

Dierlijk

glycogeen

 

Niet verteerbare (voedings)vezels

Cellulose, pectine, lignine, hemicellulose, hydrocolloïden (gommen, slijmstoffen, β-glucanen,)

 

Enkelvoudige suiker met 2 koolstofatomen wordt diose genoemd, met 3: triose, 4: tetrose, 5: pentose, 6: hexose en 7 heptose.

‘Bij de meeste diëten moet je laveren tussen genoeg vezels in je voeding
en genoeg voeding is je vezels.
’(Herbert Prochinov)
De wereld zou een stuk beter af zijn, als muggen
vet in plaats van bloed zouden zuigen
Toen ik klein was zeiden mijn ouders dat ik
diabeet was om geld op snoep te sparen.
Pas op, chocolade laat je kleren krimpen!
Vrouwen letten op detail, mannen op de taille.



Wat zijn de verschillen tussen koolhydraten, suikers en sacharose?

Suikers zijn koolhydraten, maar niet alle koolhydraten zijn suikers.

Koolhydraten (Cn(H2O)n, ook suikers of sachariden genoemd, zijn chemische verbindingen van koolstof-, waterstof- en zuurstofatomen waarbij de waterstof- en zuurstofatomen in een verhouding 2:1 voorkomen. Ook met andere atoomtypen en andere verhoudingen. De samenstellingen gaan van eenvoudige stoffen als glucose (druivensuiker) tot complexe polymeren als cellulose en zetmeel.

Monosacchariden of enkelvoudige suikers zijn glucose, fructose, ribose en galactose.
Zij kunnen per 2 aan elkaar gekoppeld worden tot dissacchariden als saccharose, maltose (moutsuiker) en lactose.
lactose (melksuiker): bestaat uit galactose (C6H12O6)  en glucose (of dextrose, C6H12O6)
saccharose (gewoon suiker): glucose en fructose C6H12O6
raffinose (uit bonen): galactose, glucose en fructose

Enkele tientallen bouwstenen (monosacchariden) kunnen dus vele duizenden combinaties maken, ook door de verschillende manieren waarop ze aan elkaar zitten.

Langere koolhydraten heten oligosacchariden (2-10 bouwstenen) en polysacchariden (10-10.000 bouwstenen). Polysacchariden zijn macromoleculen bestaande uit lange ketens sacchariden als cellulose, zetmeel, pectine en glycogeen.

De meeste losse bouwstenen en korte oligosacchariden (2-4 bouwstenen) worden suikers genoemd. Ze zijn over het algemeen zoet. De zoetheid hangt af van de ruimtelijke structuur, die op de smaakpapillen moet passen, en dus van de combinatie van bouwstenen. Suikers kunnen snel in energie worden omgezet, omdat zij nauwelijks meer verteerd moeten worden.

Zij heeft een dikke kont….maar ze zit er niet mee.
Hij was dun van haar, zij dik van hem.