Een dobber (drijver) houdt het aas op diepte, geeft de positie van de haak (ongeveer) aan, en is een vangstindicator (als hij duikelt of wegzwemt).
Een peilloodje is zo zwaar dat je dobber zinkt als je het aan de haak doet. Je gebruikt het om de diepte van het water te peilen.
vishakenEen hengel helpt je de lijn verder in het water te krijgen, beet te voelen en een vangst binnen te halen. Een lange, zware hengel is vermoeiend.
Niets zo makkelijk en efficiënt als een metalen haakje, liefst met oogje of verdikking om de lijn te bevestigen, en een klein weerhaakje om aas en vis vast te houden. Onze voorouders moesten het doen met uit been gesneden haken. Vooral holle beenderen van watervogels zijn geschikt: zeer hard en scherp splijtend.

Of een takje met een doorn of stekel. Je kan meerdere haken aan een lijn hangen. En om de zoveel tijd, of na een nacht, de lijn controleren.

In Australië werden C- of J-vormige vishaken geschuurd uit tulbandschelp Turbo torquata. De parelglans van de schelp zou als lokaas hebben gediend.


In de 3de eeuw gebruikten de Chinezen al een werpmolen om de lange lijn van hun hengel op- en af te rollen.

Een schepnet heb je nodig om grotere exemplaren uit het water te scheppen.
In een leefnet of korf kan je de vangst bij de oever onder water opsluiten en vers (en in leven) houden.

Aas: iedere fanaat heeft zijn eigen (geheime) recepten voor verschillende vissoorten. Brood, maden, pieren en deeg zijn altijd wel bruikbaar.
Om het aas onder water te houden hangen er gewichtjes (loodjes, kunnen ook steentjes zijn) boven de haak (onder de dobber).
In de winter verminderen hartslag, beweging en voeding (van vissen (en vissers?)) heel sterk. Veel vissen liggen dan op een beschut plekje om te overwinteren. Ze zijn dan niet geïnteresseerd in aas. Enkel op een zonnige dag misschien toch? In de zomer zoeken ze vaak koelere (= diepere) en schaduwrijke plekjes.

Als een vis in het aas gebeten heeft moet je niet meteen de hengel omhoog halen. Mogelijk heeft hij alleen even geproefd. Sla je te snel, dan is het vaak mis. Wacht een paar tellen, blijft de dobber bewegen, haal dan maar binnen.
Haal de vis niet bij het water van de haak. Hij kan er sneller terug in dan je hem er uit haalde. Ga dus wat verder van de oever.

Een wandelaar vertelde me vol overtuiging dat vlierbessen vroeger gebruikt werden om succesvol te vissen (op de Maas). Enkele dagen vooraf werden er op de visplek al trosjes gegooid. Het zou om kopvoorn (Squalius cephalus) kunnen gaan. Op Engelse sites is er meer over te vinden, en worden de bessen omschreven als prima zomeraas voor voorn en karperachtigen.

Regenwormen vangen

Kies een goede plek: vochtig en met veel organisch materiaal (bv bij of in de composthoop, onder een stam of steen. Merels en meeuwen hebben ontdekt dat hun lievelingskostje naar boven komt als het regent. Ze imiteren de regen door te trappelen. En dat hebben we van hen afgekeken. Zorg voor trillingen. Trommel of trappel op de grond. Steek een riek of schop in de grond, en roffel wat tegen de steel. Er wordt verondersteld dat de trillingen gelijken op het graven of zich verplaatsen van de mol, waarvoor pieren vluchten. Als het droog is, zullen regenwormen -die hun naam verdiend hebben- liever ondergronds blijven. Regen vinden ze prettiger. Bij zulk weer komen ze ook naar boven om te paren.

Anderen menen dat ze hogerop vluchten om niet te verdrinken. Wat onwaarschijnlijk lijkt, gezien ze wekenlang onder water kunnen leven.

Een leuk en echt instrument om pieren te lokken is de guiro: een stok of lat(je) met dwarse inkepingen, waar je met een andere stok over wrijft. Houd een eind tegen de grond, en raspen maar…

Goeie tips
Ga enkel hengelen waar vis zit!
Tip om een hengel uit te gooien: blijf hem wel vasthouden...

'Wat ga je doen?' 'Vissen' 'Heb je wormen?' 'Ja, maar ik ga toch!' (JW van Besouw)
Bekeerde kannibalen eten op vrijdag alleen maar vissers