Het stengeldeel waarmee we willen kweken en dat op de onderstam wordt gezet heet ent of griffel.
De onderstam heeft wortels. De onderstam kan ook zelf nieuwe (ongewenste) scheuten doen uitlopen, de wildopslag.
Belangrijk bij alle entvormen is dat de bast van onderstam en griffel goed tegen elkaar moet aansluiten. Daar gebeurt de sapdoorstroming en vergroeiing.

Kenmerk van copuleren of plakenten is dat de onderstam en de griffel even dik zijn. Het kan bijvoorbeeld voor rozen of appel…
De stam wordt gerooid. Griffels hebben een lengte van vijf tot twaalf centimeter. Op de griffel moeten twee tot vier ogen staan. Onderstam en griffel wordt in één haal schuin en glad doorgesneden. Het schuine vlak moet een lengte van 3 à 4 cm hebben. De delen worden vast en passend tegen elkaar gezet en stevig gespalkt.

Bij zijdelings enten wordt de onderstam niet afgeknipt. De griffel wordt zijdelings tegen de onderstam aangezet. Pas na vergroeiing wordt de oude stam weggesneden.

Enten

EntenAls de onderstam dikker is dan de griffel wordt driehoeksenting of spleetenten gebruikt.
Het najaar heeft de voorkeur.
De onderstam wordt op ca 8 - 10 cm boven het maaiveld-punt afgeknipt. Met een zetmes wordt een driehoekige vorm uitgesneden tot halverwege de kern. Let op dat de stengel niet helemaal openscheurt.
De griffel moet ten minste 3 ogen of oogparen hebben. Aanwezig blad wordt verwijderd, beschadig de knoppen in de oksels daarbij niet.
Bind de griffel goed vast op de onderstam. De wonde wordt afgedekt met entwas of zuivere bijenwas.

Bij de veredeling van soorten wordt geselecteerd in functie van vruchten en opbrengst. Daardoor ontstaan vaak zwakkere planten, omdat er zelden rekening gehouden wordt met de wortels en het evenwicht met het ondergrondse deel. Om toch resistente gewassen te krijgen wordt de bovenbouw dan vaak geënt op sterke, wilde onderstammen. Niet alleen in de fruitteelt, maak oor voor tomaten, komkommers ed. wordt dit veel toegepast.

Bij uitgestelde onverenigbaarheid blijkt de verbinding tussen ent en onderstam na jaren onvoldoende hecht en kunnen volwassen bomen plots op de entplek afbreken. Meestal zie je vooraf een duidelijke horizontale lijn in de schors, en/of een groot volumeverschil tussen beide delen.


Oculatie wordt bij voorkeur in augustus uitgevoerd. De sapstroom in de plant wordt dan al wat minder sterk.
Kiwi, appel, peer, hazelaar, kers, perzik, pruim, de meeste boomsoorten, toverhazelaar, magnolia's, hulst, rododendrons, sneeuwbal, weigelia's en veel potplanten kunnen worden geoculeerd.
De onderstam moet in nauwe verwantschap staat tot de plant, boom of struik, waarvan het oog wordt weggenomen.
In de bast van de onderstam wordt een oppervlakkige T-vormige snede gemaakt in het cambium (de bast). De twee hoekjes worden voorzichtig vanaf de bovenzijde opengebogen en losgemaakt van het kernhout.
Van de plant die we willen vermeerderen, wordt het ovaalvormig oog met een stukje bast aan onder- en bovenkant oppervlakkig losgesneden. Het oog met bast wordt vervolgens in de opengewerkte T- tegen het kernhout drukt. De wond met daarin het oog wordt samengebonden met raffia.


Entwas maken

Entwas wordt gebruikt om boomwonden en entplekken af te dichten tegen uitdrogen en infecties.
Het is meestal een mengsel van onder meer (dennen)hars en bijenwas. De bijenwas kan au "bain Marie" gesmolten worden. Door (sla)olie toe te voegen blijft het mengsel langer smeerbaar.
Ook pek en schapenvet werden gebruikt of gemengd.

Vroeger werd hiervoor ook al eens klei (al dan niet gemengd met koemest) gebruikt. Door het drogen en krimpen ontstaan hierin vlugger scheurtjes dan in was.